Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uitblijven:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitblijven (Nederlands) in het Spaans

uitblijven:

uitblijven werkwoord (blijf uit, blijft uit, bleef uit, bleven uit, uitgebleven)

  1. uitblijven (wegblijven)
    no llegar; no venir; no aparecer; faltar a

Conjugations for uitblijven:

o.t.t.
  1. blijf uit
  2. blijft uit
  3. blijft uit
  4. blijven uit
  5. blijven uit
  6. blijven uit
o.v.t.
  1. bleef uit
  2. bleef uit
  3. bleef uit
  4. bleven uit
  5. bleven uit
  6. bleven uit
v.t.t.
  1. ben uitgebleven
  2. bent uitgebleven
  3. is uitgebleven
  4. zijn uitgebleven
  5. zijn uitgebleven
  6. zijn uitgebleven
v.v.t.
  1. was uitgebleven
  2. was uitgebleven
  3. was uitgebleven
  4. waren uitgebleven
  5. waren uitgebleven
  6. waren uitgebleven
o.t.t.t.
  1. zal uitblijven
  2. zult uitblijven
  3. zal uitblijven
  4. zullen uitblijven
  5. zullen uitblijven
  6. zullen uitblijven
o.v.t.t.
  1. zou uitblijven
  2. zou uitblijven
  3. zou uitblijven
  4. zouden uitblijven
  5. zouden uitblijven
  6. zouden uitblijven
diversen
  1. blijf uit!
  2. blijft uit!
  3. uitgebleven
  4. uitblijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitblijven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faltar a uitblijven; wegblijven afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzaken; verzuimen
no aparecer uitblijven; wegblijven
no llegar uitblijven; wegblijven ergens niet aankunnen
no venir uitblijven; wegblijven