Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uithangen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uithangen (Nederlands) in het Spaans

uithangen:

uithangen werkwoord (hang uit, hangt uit, hing uit, hingen uit, uitgehangen)

  1. uithangen (zich bevinden; zijn)
    estar; hallarse; encontrarse
  2. uithangen (naar buiten hangen)

Conjugations for uithangen:

o.t.t.
  1. hang uit
  2. hangt uit
  3. hangt uit
  4. hangen uit
  5. hangen uit
  6. hangen uit
o.v.t.
  1. hing uit
  2. hing uit
  3. hing uit
  4. hingen uit
  5. hingen uit
  6. hingen uit
v.t.t.
  1. heb uitgehangen
  2. hebt uitgehangen
  3. heeft uitgehangen
  4. hebben uitgehangen
  5. hebben uitgehangen
  6. hebben uitgehangen
v.v.t.
  1. had uitgehangen
  2. had uitgehangen
  3. had uitgehangen
  4. hadden uitgehangen
  5. hadden uitgehangen
  6. hadden uitgehangen
o.t.t.t.
  1. zal uithangen
  2. zult uithangen
  3. zal uithangen
  4. zullen uithangen
  5. zullen uithangen
  6. zullen uithangen
o.v.t.t.
  1. zou uithangen
  2. zou uithangen
  3. zou uithangen
  4. zouden uithangen
  5. zouden uithangen
  6. zouden uithangen
en verder
  1. ben uitgehangen
  2. bent uitgehangen
  3. is uitgehangen
  4. zijn uitgehangen
  5. zijn uitgehangen
  6. zijn uitgehangen
diversen
  1. hang uit!
  2. hangt uit!
  3. uitgehangen
  4. uithangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uithangen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arreglárselas naar buiten hangen; uithangen conveniëren; deugen; fiksen; flikken; geschikt zijn; klaarspelen; passen; passend zijn; rondkomen; uitkomen; voor elkaar krijgen; zich kunnen bedruipen
encontrarse uithangen; zich bevinden; zijn aantreffen; afspreken; bij elkaar komen; bijeen komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; ergens verkeren; gelegen zijn; liggen; ontdekken; ontmoeten; samenkomen; tegenkomen; treffen; verkeren; verzamelen; vinden
estar uithangen; zich bevinden; zijn aanwezig zijn; er zijn; erbij zijn; ergens zijn; gelegen zijn; liggen; tegenwoordig zijn; zich ophouden; zijn
hallarse uithangen; zich bevinden; zijn ergens verkeren; gevestigd zijn; gezeten zijn; resideren; verkeren; zetelen

Verwante vertalingen van uithangen