Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uitwisselen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitwisselen (Nederlands) in het Spaans

uitwisselen:

uitwisselen werkwoord (wissel uit, wisselt uit, wisselde uit, wisselden uit, uitgewisseld)

  1. uitwisselen (ruilen; verruilen)

Conjugations for uitwisselen:

o.t.t.
  1. wissel uit
  2. wisselt uit
  3. wisselt uit
  4. wisselen uit
  5. wisselen uit
  6. wisselen uit
o.v.t.
  1. wisselde uit
  2. wisselde uit
  3. wisselde uit
  4. wisselden uit
  5. wisselden uit
  6. wisselden uit
v.t.t.
  1. heb uitgewisseld
  2. hebt uitgewisseld
  3. heeft uitgewisseld
  4. hebben uitgewisseld
  5. hebben uitgewisseld
  6. hebben uitgewisseld
v.v.t.
  1. had uitgewisseld
  2. had uitgewisseld
  3. had uitgewisseld
  4. hadden uitgewisseld
  5. hadden uitgewisseld
  6. hadden uitgewisseld
o.t.t.t.
  1. zal uitwisselen
  2. zult uitwisselen
  3. zal uitwisselen
  4. zullen uitwisselen
  5. zullen uitwisselen
  6. zullen uitwisselen
o.v.t.t.
  1. zou uitwisselen
  2. zou uitwisselen
  3. zou uitwisselen
  4. zouden uitwisselen
  5. zouden uitwisselen
  6. zouden uitwisselen
en verder
  1. ben uitgewisseld
  2. bent uitgewisseld
  3. is uitgewisseld
  4. zijn uitgewisseld
  5. zijn uitgewisseld
  6. zijn uitgewisseld
diversen
  1. wissel uit!
  2. wisselt uit!
  3. uitgewisseld
  4. uitwisselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitwisselen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intercambiar ruilen; uitwisselen; verruilen fluctueren; met elkaar verwarren; omwisselen; variëren; verwisselen; wisselen

Wiktionary: uitwisselen

uitwisselen
verb
  1. (overgankelijk) wederzijds ruilen

Cross Translation:
FromToVia
uitwisselen intercambiar; trocar; permutar échangerdonner une chose contre une autre.