Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. verleppen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verleppen (Nederlands) in het Spaans

verleppen:

verleppen werkwoord (verlep, verlept, verlepte, verlepten, verlept)

  1. verleppen (verwelken; verkommeren; verdorren)

Conjugations for verleppen:

o.t.t.
  1. verlep
  2. verlept
  3. verlept
  4. verleppen
  5. verleppen
  6. verleppen
o.v.t.
  1. verlepte
  2. verlepte
  3. verlepte
  4. verlepten
  5. verlepten
  6. verlepten
v.t.t.
  1. ben verlept
  2. bent verlept
  3. is verlept
  4. zijn verlept
  5. zijn verlept
  6. zijn verlept
v.v.t.
  1. was verlept
  2. was verlept
  3. was verlept
  4. waren verlept
  5. waren verlept
  6. waren verlept
o.t.t.t.
  1. zal verleppen
  2. zult verleppen
  3. zal verleppen
  4. zullen verleppen
  5. zullen verleppen
  6. zullen verleppen
o.v.t.t.
  1. zou verleppen
  2. zou verleppen
  3. zou verleppen
  4. zouden verleppen
  5. zouden verleppen
  6. zouden verleppen
diversen
  1. verlep!
  2. verlept!
  3. verlept
  4. verleppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verleppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
marchitarse verwelking
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
marchitarse verdorren; verkommeren; verleppen; verwelken wegslinken
resecarse verdorren; verkommeren; verleppen; verwelken verschralen