Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. verslepen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verslepen (Nederlands) in het Spaans

verslepen:

verslepen werkwoord (versleep, versleept, versleepte, versleepten, versleept)

  1. verslepen
    remolcar

Conjugations for verslepen:

o.t.t.
  1. versleep
  2. versleept
  3. versleept
  4. verslepen
  5. verslepen
  6. verslepen
o.v.t.
  1. versleepte
  2. versleepte
  3. versleepte
  4. versleepten
  5. versleepten
  6. versleepten
v.t.t.
  1. heb versleept
  2. hebt versleept
  3. heeft versleept
  4. hebben versleept
  5. hebben versleept
  6. hebben versleept
v.v.t.
  1. had versleept
  2. had versleept
  3. had versleept
  4. hadden versleept
  5. hadden versleept
  6. hadden versleept
o.t.t.t.
  1. zal verslepen
  2. zult verslepen
  3. zal verslepen
  4. zullen verslepen
  5. zullen verslepen
  6. zullen verslepen
o.v.t.t.
  1. zou verslepen
  2. zou verslepen
  3. zou verslepen
  4. zouden verslepen
  5. zouden verslepen
  6. zouden verslepen
diversen
  1. versleep!
  2. versleept!
  3. versleept
  4. verslepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verslepen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
remolcar slepen; wegslepen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
remolcar verslepen slepen