Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorgereden (Nederlands) in het Spaans

voorgereden:

voorgereden bijvoeglijk naamwoord

  1. voorgereden

Vertaal Matrix voor voorgereden:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
llegado hasta la puerta voorgereden

voorrijden:

voorrijden werkwoord (rijd voor, rijdt voor, reed voor, reden voor, voorgereden)

  1. voorrijden (voor de deur rijden)
  2. voorrijden (vooraan rijden)

Conjugations for voorrijden:

o.t.t.
  1. rijd voor
  2. rijdt voor
  3. rijdt voor
  4. rijden voor
  5. rijden voor
  6. rijden voor
o.v.t.
  1. reed voor
  2. reed voor
  3. reed voor
  4. reden voor
  5. reden voor
  6. reden voor
v.t.t.
  1. ben voorgereden
  2. bent voorgereden
  3. is voorgereden
  4. zijn voorgereden
  5. zijn voorgereden
  6. zijn voorgereden
v.v.t.
  1. was voorgereden
  2. was voorgereden
  3. was voorgereden
  4. waren voorgereden
  5. waren voorgereden
  6. waren voorgereden
o.t.t.t.
  1. zal voorrijden
  2. zult voorrijden
  3. zal voorrijden
  4. zullen voorrijden
  5. zullen voorrijden
  6. zullen voorrijden
o.v.t.t.
  1. zou voorrijden
  2. zou voorrijden
  3. zou voorrijden
  4. zouden voorrijden
  5. zouden voorrijden
  6. zouden voorrijden
diversen
  1. rijd voor!
  2. rijdt voor!
  3. voorgereden
  4. voorrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

voorrijden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. voorrijden (vooroprijden)
    el ir de cabeza

Vertaal Matrix voor voorrijden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ir de cabeza vooroprijden; voorrijden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ir delante vooraan rijden; voorrijden aanvoeren; besturen; bevel voeren over; commanderen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; voorafgaan; vooropgaan; vooroprijden; vooruit zijn; vooruitrijden; voorzitten
ir en cabeza vooraan rijden; voorrijden
llegar hasta la puerta con el coche voor de deur rijden; voorrijden