Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voortijds (Nederlands) in het Spaans

voortijds:

voortijds bijvoeglijk naamwoord

  1. voortijds
    más temprano; antes; anteriormente; antaño; antiguamente; prematuro; más pronto; otrora; en el pasado; en otros tiempos

Vertaal Matrix voor voortijds:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antaño weleer
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antaño voortijds eertijds; voorheen; voormaals; vroeger
anteriormente voortijds eerder; eertijds; tevoren; van tevoren; vantevoren; vooraf; vooraleer; voordien; voorheen; voormaals; vroeger
antes voortijds daarvoor; eerder; eertijds; ervoor; liever; te voren; tevoren; van tevoren; vantevoren; voor; vooraf; vooraleer; voordien; voorheen; voormaals; vroeger
antiguamente voortijds eertijds; voorheen; voormaals; vroeger; weleer
en el pasado voortijds eertijds; voorheen; voormaals; vroeger
en otros tiempos voortijds eerder; eertijds; voordien; voorheen; voormaals; vroeger; weleer
más pronto voortijds
más temprano voortijds
otrora voortijds
prematuro voortijds onbedacht; onbezonnen; ontijdig; overhaast; overijld; prematuur; te vroeg; voorbarig; voortijdig; vroeg; vroegtijdig

Verwante woorden van "voortijds":


voortijds vorm van voortijd:

voortijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de voortijd (vroegere tijd)
    la prehistoria

Vertaal Matrix voor voortijd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
prehistoria voortijd; vroegere tijd oertijd; prehistorie

Verwante woorden van "voortijd":