Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vormgevend:
  2. vormgeven:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vormgevend (Nederlands) in het Spaans

vormgevend:

vormgevend bijvoeglijk naamwoord

  1. vormgevend (plastisch)
    plástico; formable

Vertaal Matrix voor vormgevend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plástico plastic; plastiek
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
formable plastisch; vormgevend buigbaar; flexibel; kneedbaar; plooibaar; soepel; vormbaar; vouwbaar
plástico plastisch; vormgevend kneedbaar; plastic; vormbaar

vormgeven:

vormgeven werkwoord (geef vorm, geeft vorm, gaf vorm, gaven vorm, vormgegeven)

  1. vormgeven
    moldear; modelar; dar forma; formar; diseñar

Conjugations for vormgeven:

o.t.t.
  1. geef vorm
  2. geeft vorm
  3. geeft vorm
  4. geven vorm
  5. geven vorm
  6. geven vorm
o.v.t.
  1. gaf vorm
  2. gaf vorm
  3. gaf vorm
  4. gaven vorm
  5. gaven vorm
  6. gaven vorm
v.t.t.
  1. heb vormgegeven
  2. hebt vormgegeven
  3. heeft vormgegeven
  4. hebben vormgegeven
  5. hebben vormgegeven
  6. hebben vormgegeven
v.v.t.
  1. had vormgegeven
  2. had vormgegeven
  3. had vormgegeven
  4. hadden vormgegeven
  5. hadden vormgegeven
  6. hadden vormgegeven
o.t.t.t.
  1. zal vormgeven
  2. zult vormgeven
  3. zal vormgeven
  4. zullen vormgeven
  5. zullen vormgeven
  6. zullen vormgeven
o.v.t.t.
  1. zou vormgeven
  2. zou vormgeven
  3. zou vormgeven
  4. zouden vormgeven
  5. zouden vormgeven
  6. zouden vormgeven
diversen
  1. geef vorm!
  2. geeft vorm!
  3. vormgegeven
  4. vormgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vormgeven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dar forma vormgeven boetseren; gestalte geven; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vorm geven; vorm geven aan; vormen
diseñar vormgeven concipiëren; in het leven roepen; maken; ontwerpen; scheppen
formar vormgeven aanstellen; afketsen; afstemmen; afwijzen; arrangeren; benoemen; bijbrengen; boetseren; formeren; iets op touw zetten; in het leven roepen; initiëren; installeren; instellen; kneden; leren; maken; modelleren; onderwijzen; op gang brengen; opleiden; regelen; scheppen; scholen; terugwijzen; vervaardigen; verweren; verwerpen; vorm geven; vormen; wegstemmen
modelar vormgeven boetseren; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vorm geven; vormen
moldear vormgeven

Wiktionary: vormgeven


Cross Translation:
FromToVia
vormgeven formar form — to give shape