Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. wegvliegen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wegvliegen (Nederlands) in het Spaans

wegvliegen:

wegvliegen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. wegvliegen (afvliegen)
    el volarse
    • volarse [el ~] zelfstandig naamwoord

wegvliegen werkwoord (vlieg weg, vliegt weg, vloog weg, vlogen weg, weggevlogen)

  1. wegvliegen (opstijgen; afvliegen)

Conjugations for wegvliegen:

o.t.t.
  1. vlieg weg
  2. vliegt weg
  3. vliegt weg
  4. vliegen weg
  5. vliegen weg
  6. vliegen weg
o.v.t.
  1. vloog weg
  2. vloog weg
  3. vloog weg
  4. vlogen weg
  5. vlogen weg
  6. vlogen weg
v.t.t.
  1. ben weggevlogen
  2. bent weggevlogen
  3. is weggevlogen
  4. zijn weggevlogen
  5. zijn weggevlogen
  6. zijn weggevlogen
v.v.t.
  1. was weggevlogen
  2. was weggevlogen
  3. was weggevlogen
  4. waren weggevlogen
  5. waren weggevlogen
  6. waren weggevlogen
o.t.t.t.
  1. zal wegvliegen
  2. zult wegvliegen
  3. zal wegvliegen
  4. zullen wegvliegen
  5. zullen wegvliegen
  6. zullen wegvliegen
o.v.t.t.
  1. zou wegvliegen
  2. zou wegvliegen
  3. zou wegvliegen
  4. zouden wegvliegen
  5. zouden wegvliegen
  6. zouden wegvliegen
diversen
  1. vlieg weg!
  2. vliegt weg!
  3. weggevlogen
  4. wegvliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wegvliegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
volarse afvliegen; wegvliegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desencajarse afvliegen; opstijgen; wegvliegen
echarse a volar afvliegen; opstijgen; wegvliegen de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; stijgen; verwaaien; wegstuiven; wegwaaien
volarse afvliegen; opstijgen; wegvliegen omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; uitvliegen; verwaaien; wegstuiven; wegwaaien