Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. werkloosheid:
  2. werkloos:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor werkloosheid (Nederlands) in het Spaans

werkloosheid:

werkloosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de werkloosheid
    el desempleo
  2. de werkloosheid
    el paro
    • paro [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor werkloosheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desempleo werkloosheid werkeloosheid
paro werkloosheid werkeloosheidsuitkering

Verwante woorden van "werkloosheid":


Wiktionary: werkloosheid

werkloosheid
noun
  1. het werkloos zijn
  2. het aandeel van de beroepsbevolking zonder betaalde baan

Cross Translation:
FromToVia
werkloosheid desempleo; paro unemployment — joblessness
werkloosheid paro; desempleo Arbeitslosigkeit — Zustand einer Person oder einer Gruppe von Personen, die bezahlte Beschäftigung/Arbeit sucht und keine hat
werkloosheid desempleo; paro chômage — désuet|fr action de chômer.

werkloosheid vorm van werkloos:

werkloos bijvoeglijk naamwoord

  1. werkloos (werkeloos)
    desempleado; parado; cesante; desocupado; sin empleo

Vertaal Matrix voor werkloos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desempleado werkloze
parado werkeloze; werkloze
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cesante werkeloos; werkloos
desempleado werkeloos; werkloos
desocupado werkeloos; werkloos ledig; leeg; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbewoond; onbezet; ongebruikt; ongeopend
parado werkeloos; werkloos gestopt; langzaam; opgehouden; sloom; stilstaand; traag; uitgescheiden
sin empleo werkeloos; werkloos brodeloos

Verwante woorden van "werkloos":


Wiktionary: werkloos

werkloos
adjective
  1. zonder baan zijnd

Cross Translation:
FromToVia
werkloos desempleado; cesante unemployed — having no job