Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. sleeën:
  2. slijten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sleet (Nederlands) in het Spaans

sleet vorm van sleeën:

sleeën werkwoord (slee, sleet, sleede, sleeden, gesleed)

  1. sleeën

Conjugations for sleeën:

o.t.t.
  1. slee
  2. sleet
  3. sleet
  4. sleeen
  5. sleeen
  6. sleeen
o.v.t.
  1. sleede
  2. sleede
  3. sleede
  4. sleeden
  5. sleeden
  6. sleeden
v.t.t.
  1. heb gesleed
  2. hebt gesleed
  3. heeft gesleed
  4. hebben gesleed
  5. hebben gesleed
  6. hebben gesleed
v.v.t.
  1. had gesleed
  2. had gesleed
  3. had gesleed
  4. hadden gesleed
  5. hadden gesleed
  6. hadden gesleed
o.t.t.t.
  1. zal sleeën
  2. zult sleeën
  3. zal sleeën
  4. zullen sleeën
  5. zullen sleeën
  6. zullen sleeën
o.v.t.t.
  1. zou sleeën
  2. zou sleeën
  3. zou sleeën
  4. zouden sleeën
  5. zouden sleeën
  6. zouden sleeën
en verder
  1. ben gesleed
  2. bent gesleed
  3. is gesleed
  4. zijn gesleed
  5. zijn gesleed
  6. zijn gesleed
diversen
  1. slee!
  2. sleet!
  3. gesleed
  4. sleeend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

sleeën [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de sleeën (sleden)
    el trineos
    • trineos [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sleeën:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trineos sleden; sleeën
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ir en trineo sleeën rodelen

slijten:

slijten werkwoord (slijt, sleet, sleten, gesleten)

  1. slijten (doorbrengen; besteden)
  2. slijten (iets verkopen)
    vender
  3. slijten (verslijten; verteren; afdragen)

Conjugations for slijten:

o.t.t.
  1. slijt
  2. slijt
  3. slijt
  4. slijten
  5. slijten
  6. slijten
o.v.t.
  1. sleet
  2. sleet
  3. sleet
  4. sleten
  5. sleten
  6. sleten
v.t.t.
  1. ben gesleten
  2. bent gesleten
  3. is gesleten
  4. zijn gesleten
  5. zijn gesleten
  6. zijn gesleten
v.v.t.
  1. was gesleten
  2. was gesleten
  3. was gesleten
  4. waren gesleten
  5. waren gesleten
  6. waren gesleten
o.t.t.t.
  1. zal slijten
  2. zult slijten
  3. zal slijten
  4. zullen slijten
  5. zullen slijten
  6. zullen slijten
o.v.t.t.
  1. zou slijten
  2. zou slijten
  3. zou slijten
  4. zouden slijten
  5. zouden slijten
  6. zouden slijten
diversen
  1. slijt!
  2. slijtt!
  3. gesleten
  4. slijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slijten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. slijten (verslijten)
    el gastar; el desgastar; el gastarse

Vertaal Matrix voor slijten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desgastar slijten; verslijten afdragen; afslijten; kleding afdragen
gastar slijten; verslijten
gastarse slijten; verslijten
vender verkopen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
descomponerse afdragen; slijten; verslijten; verteren afrotten; doorleven; doorstaan; eroderen; ontbinden; rotten; verdragen; verduren; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; wegvreten
desgastar afdragen; slijten; verslijten; verteren afslijten
gastar aanwenden; benutten; doorjagen; doorleven; doorstaan; eroderen; gebruik maken van; gebruiken; iets uitgeven; kosten maken; opmaken; toepassen; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verdragen; verduren; verstoken; verteren; verwerken; wegslijten; wegvreten
gastar en besteden; doorbrengen; slijten besteden; spenderen; uitgeven
gastarse achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
pasar el tiempo besteden; doorbrengen; slijten
vender iets verkopen; slijten van de hand doen; verhandelen; verkopen

Wiktionary: slijten

slijten
verb
  1. (ergatief) door het gebruik massa verliezen tot het stukgaat

Cross Translation:
FromToVia
slijten pasar; veranear verbringenbesonders mit Angaben von Zeit und Zeiträumen (Jugend, Alter, Leben, Ferien, Wochenende, usw.): eine Zeitdauer verstreichen lassen


Wiktionary: sleet


Cross Translation:
FromToVia
sleet desgaste wear — damage