Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verweer (Nederlands) in het Frans

verweer:

verweer [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het verweer (verweerschrift; bezwaar; verdedigingsakte; repliek)
    la défense; l'apologie; la réplique; le contredit

Vertaal Matrix voor verweer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apologie bezwaar; repliek; verdedigingsakte; verweer; verweerschrift
contredit bezwaar; repliek; verdedigingsakte; verweer; verweerschrift
défense bezwaar; repliek; verdedigingsakte; verweer; verweerschrift achterhoede; afweer; afweren; bescherming; defensie; pleidooi; protectie; slagtand; verbod; verdedigen; verdediging; verweren; weren
réplique bezwaar; repliek; verdedigingsakte; verweer; verweerschrift afschrift; antwoord; beantwoording; bescheid; duplicaat; kopie; reactie; repliek; retort; tegenbewijs; transcriptie; weerlegging; weerwoord

Wiktionary: verweer

verweer
Cross Translation:
FromToVia
verweer apologie apology — formal justification, defence

verweren:

verweren werkwoord (verweer, verweert, verweerde, verweerden, verweerd)

  1. verweren (verdedigen; afweren; weren)
    se défendre; rejeter; écarter; repousser; se débattre; défendre; résister; parer; résister à
    • se défendre werkwoord
    • rejeter werkwoord (rejette, rejettes, rejetons, rejetez, )
    • écarter werkwoord (écarte, écartes, écartons, écartez, )
    • repousser werkwoord (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • se débattre werkwoord
    • défendre werkwoord (défends, défend, défendons, défendez, )
    • résister werkwoord (résiste, résistes, résistons, résistez, )
    • parer werkwoord (pare, pares, parons, parez, )
    • résister à werkwoord
  2. verweren (wegstemmen; verwerpen; afwijzen; )
    rejeter; blackbouler; renvoyer par un vote; repousser; mettre en minorité
    • rejeter werkwoord (rejette, rejettes, rejetons, rejetez, )
    • blackbouler werkwoord
    • repousser werkwoord (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )

Conjugations for verweren:

o.t.t.
  1. verweer
  2. verweert
  3. verweert
  4. verweren
  5. verweren
  6. verweren
o.v.t.
  1. verweerde
  2. verweerde
  3. verweerde
  4. verweerden
  5. verweerden
  6. verweerden
v.t.t.
  1. heb verweerd
  2. hebt verweerd
  3. heeft verweerd
  4. hebben verweerd
  5. hebben verweerd
  6. hebben verweerd
v.v.t.
  1. had verweerd
  2. had verweerd
  3. had verweerd
  4. hadden verweerd
  5. hadden verweerd
  6. hadden verweerd
o.t.t.t.
  1. zal verweren
  2. zult verweren
  3. zal verweren
  4. zullen verweren
  5. zullen verweren
  6. zullen verweren
o.v.t.t.
  1. zou verweren
  2. zou verweren
  3. zou verweren
  4. zouden verweren
  5. zouden verweren
  6. zouden verweren
diversen
  1. verweer!
  2. verweert!
  3. verweerd
  4. verwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verweren [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het verweren (verwering; erosie)
    l'érosion; l'usure; la délitation
  2. het verweren (verdedigen; weren; afweren)
    la résistance; la défense

Vertaal Matrix voor verweren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
défense afweren; verdedigen; verweren; weren achterhoede; afweer; bescherming; bezwaar; defensie; pleidooi; protectie; repliek; slagtand; verbod; verdediging; verdedigingsakte; verweer; verweerschrift
délitation erosie; verweren; verwering
résistance afweren; verdedigen; verweren; weren afweer; bedenking; bestand zijn; bestendigheid; bezwaar; illegaliteit; incasseringsvermogen; ondergronds verzet; onwettigheid; opstand; rebellie; sabotage; taaiheid; tegendruk; tegengewicht; tegenstand; tegenwerking; tegenwicht; uithoudingsvermogen; veerkracht; verzet; verzetsbeweging; weerstand; weerstandsvermogen
usure erosie; verweren; verwering afslijten; slijtage; slijten; slijting; stuklopen; vastlopen; verslijten; vlasoogst
érosion erosie; verweren; verwering aantasten; erosie; slijtage; slijting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blackbouler afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
défendre afweren; verdedigen; verweren; weren afweren; behoeden; behouden; beschermen; beschutten; in bescherming nemen; opkomen voor; pareren; van mening zijn; verdedigen; voorstaan; weren
mettre en minorité afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
parer afweren; verdedigen; verweren; weren afweren; kleden; make-up aanbrengen; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optooien; optuigen; optutten; pareren; tooien; uitmonsteren; verfraaien; verluchten; weren; zich kleden; zich mooi maken; zich tooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
rejeter afketsen; afstemmen; afweren; afwijzen; terugwijzen; verdedigen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weren abstineren; afschepen; afschuiven; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; danken; declineren; laten passeren; onthouden; spruiten; teruggooien; terugwerpen; uitschieten; uitschieten plantkunde; versmaden; verstoten; vertikken; verwaarlozen; wegcijferen; wegsturen; weigeren
renvoyer par un vote afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
repousser afketsen; afstemmen; afweren; afwijzen; terugwijzen; verdedigen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weren abstineren; afduwen; afhouden; afkeuren; afnemen; afschepen; afschrikken; afslaan; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; afzonderen; bang maken; bedanken; buitensluiten; ecarteren; evacueren; laten passeren; leegruimen; lichten; onthouden; ontruimen; opduwen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; terugdrijven; terugdringen; terughouden; uitsluiten; uitstellen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; versmaden; verstoten; vertragen; vervreemden; verwerpen; verwijderen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegbrengen; wegdoen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghalen; wegnemen; wegschuiven; wegsturen; wegwerken; weren
résister afweren; verdedigen; verweren; weren aanhouden; doorgaan; doorzetten; iets weerstaan; standhouden; verzet tonen; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; weerstaan; zich verzetten
résister à afweren; verdedigen; verweren; weren beperken; bestand zijn tegen; iets weerstaan; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; weerstaan
se débattre afweren; verdedigen; verweren; weren aftrappen; opboksen
se défendre afweren; verdedigen; verweren; weren
écarter afweren; verdedigen; verweren; weren afdanken; afhouden; afkeren; afnemen; afwenden; afweren; afzonderen; ecarteren; evacueren; leegruimen; lichten; ontruimen; opensperren; pareren; spreidbeweging; terughouden; verplaatsen; vervreemden; verwaarlozen; verwijderen; wegbrengen; wegcijferen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken; weren

Wiktionary: verweren

verweren
Cross Translation:
FromToVia
verweren éroder erode — To wear away by abrasion, corrosion or chemical reaction