Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gesloten (Nederlands) in het Frans

gesloten:

gesloten bijvoeglijk naamwoord

  1. gesloten (afgesloten; dicht; toe)
    fermé; barré
  2. gesloten (op slot; dicht)
    fermé; clos; étanche; verrouillé; fermé à clé; hermétique; impénétrable
  3. gesloten (taciturn; zwijgend; zwijgzaam; weinig spraakzaam; stil)
    silencieux; fermé; renfermé; taciturne; secret; réservé; peu bavard
  4. gesloten (terughoudend; gereserveerd; ingetogen; )
    réservé; retenu; taciturne

Vertaal Matrix voor gesloten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
renfermé bedomptheid
secret discretie; geheim; geheimhouding; geheimzinnigheid; heimelijkheid; kiesheid; mysterie; stiekemheid; verborgenheid; verholenheid
silencieux demper; geluiddemper; klankdemper; knaldemper; knalpotten; sourdine; uitlaten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
silencieux gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam Stil; bedaard; gedeisd; geluidloos; geruisloos; in 't geniep; kalm; klankloos; ongemerkt; ongezien; rustig; stil; stilletjes; stilzwijgend; zachtjes; zonder geluid; zwijgend
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
barré doorhalen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barré afgesloten; dicht; gesloten; toe dicht zijn
clos dicht; gesloten; op slot dicht zijn; geloken; potdicht
fermé afgesloten; dicht; gesloten; op slot; stil; taciturn; toe; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam dicht zijn; potdicht
fermé à clé dicht; gesloten; op slot potdicht
hermétique dicht; gesloten; op slot gasdicht; hermetisch; luchtdicht; ondoordringbare; potdicht; winddicht
impénétrable dicht; gesloten; op slot leeg; ondoordringbaar; ondoordringbare; potdicht; uitdrukkingsloos; wezenloos
peu bavard gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam
renfermé gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam
retenu geheimzinnig; gereserveerd; gesloten; ingetogen; koel; terughoudend; terughoudende afgehouden; bescheiden; discreet; discrete; gematigd; geremd; getemperd; ingehouden; ingetogen; kies; onbuigzaam; onverzettelijk; stemmig; stijfkoppig; stug; taai
réservé geheimzinnig; gereserveerd; gesloten; ingetogen; koel; stil; taciturn; terughoudend; terughoudende; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam afstandelijk; bescheiden; besproken; discreet; discrete; gematigd; gereserveerd; getemperd; ingetogen; ingetrokken; kies; koel; koud; nuchter; onbuigzaam; onverzettelijk; opzijgezet; stemmig; stijfkoppig; stug; taai; zakelijk
secret gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam achterbaks; bedekt; cryptisch; doortrapt; geheim; geheimzinnig; geluidloos; geniepig; geruisloos; gluiperig; heimelijk; in 't geniep; in het geheim; in het geniep; listig; mysterieus; onder de grond; onderaards; ondergronds; onderhuids; ongemerkt; ongezien; op steelse wijze; raadselachtig; slinks; sluimerend; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; stil; stilletjes; tersluiks; verbloemd; verborgen; verborgen aanwezig zijn; verdoezeld; verholen; verhuld; verscholen; verstolen; zachtjes
taciturne geheimzinnig; gereserveerd; gesloten; ingetogen; koel; stil; taciturn; terughoudend; terughoudende; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam geluidloos; onbuigzaam; onverzettelijk; stijfkoppig; stil; stilzwijgend; stug; taai; zonder geluid; zwijgend; zwijgzaam
verrouillé dicht; gesloten; op slot potdicht
étanche dicht; gesloten; op slot afgedicht; gedicht; potdicht

Verwante woorden van "gesloten":


Wiktionary: gesloten


Cross Translation:
FromToVia
gesloten fermé closed — not open
gesloten privé closed — non public
gesloten taciturne; peu bavard closemouthed — reticent, secretive or uncommunicative

gesloten vorm van sluiten:

sluiten werkwoord (sluit, sloot, sloten, gesloten)

  1. sluiten (dichtdoen; afsluiten; toedoen; toemaken)
    fermer; clore; verrouiller; boucler
    • fermer werkwoord (ferme, fermes, fermons, fermez, )
    • clore werkwoord (clos, clot, closent, clorai, )
    • verrouiller werkwoord (verrouille, verrouilles, verrouillons, verrouillez, )
    • boucler werkwoord (boucle, boucles, bouclons, bouclez, )
  2. sluiten (dichtdoen; toedoen; dichtmaken; toetrekken)
    fermer; clore; boucler; verrouiller; cacheter; apposer les scellés
    • fermer werkwoord (ferme, fermes, fermons, fermez, )
    • clore werkwoord (clos, clot, closent, clorai, )
    • boucler werkwoord (boucle, boucles, bouclons, bouclez, )
    • verrouiller werkwoord (verrouille, verrouilles, verrouillons, verrouillez, )
    • cacheter werkwoord (cachette, cachettes, cachetons, cachetez, )
  3. sluiten (vergrendelen; locken; afsluiten; )
    verrouiller; boucler; fermer au verrou; clore; fermer
    • verrouiller werkwoord (verrouille, verrouilles, verrouillons, verrouillez, )
    • boucler werkwoord (boucle, boucles, bouclons, bouclez, )
    • fermer au verrou werkwoord
    • clore werkwoord (clos, clot, closent, clorai, )
    • fermer werkwoord (ferme, fermes, fermons, fermez, )
  4. sluiten
    fermer
    • fermer werkwoord (ferme, fermes, fermons, fermez, )

Conjugations for sluiten:

o.t.t.
  1. sluit
  2. sluit
  3. sluit
  4. sluiten
  5. sluiten
  6. sluiten
o.v.t.
  1. sloot
  2. sloot
  3. sloot
  4. sloten
  5. sloten
  6. sloten
v.t.t.
  1. heb gesloten
  2. hebt gesloten
  3. heeft gesloten
  4. hebben gesloten
  5. hebben gesloten
  6. hebben gesloten
v.v.t.
  1. had gesloten
  2. had gesloten
  3. had gesloten
  4. hadden gesloten
  5. hadden gesloten
  6. hadden gesloten
o.t.t.t.
  1. zal sluiten
  2. zult sluiten
  3. zal sluiten
  4. zullen sluiten
  5. zullen sluiten
  6. zullen sluiten
o.v.t.t.
  1. zou sluiten
  2. zou sluiten
  3. zou sluiten
  4. zouden sluiten
  5. zouden sluiten
  6. zouden sluiten
en verder
  1. ben gesloten
  2. bent gesloten
  3. is gesloten
  4. zijn gesloten
  5. zijn gesloten
  6. zijn gesloten
diversen
  1. sluit!
  2. sluitt!
  3. gesloten
  4. sluitned
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sluiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apposer les scellés dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken verzegelen
boucler afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken; vergrendelen aangespen; aantrekken; dichtbinden; dichtgespen; dichtsnoeren; dichttrekken; gespen; in de krul zetten; kroezen; krullen; omgespen; toebinden; toegespen; vastgespen
cacheter dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken bezegelen; stempel zetten; stempelen; van zegel voorzien; verzegelen
clore afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken; vergrendelen afsluiten; dichtbinden; naar einde toewerken; omheinen; toebinden; toedraaien
fermer afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken; vergrendelen afbakenen; afpalen; afsluiten; afzetten; begrenzen; blokkeren; dicht maken; dichtbinden; dichtdraaien; naar einde toewerken; nullificeren; omlijnen; ondervangen; opheffen; stremmen; teniet doen; toebinden; toedraaien; verijdelen; vernietigen
fermer au verrou afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen afgrendelen; afschermen
verrouiller afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken; vergrendelen afgrendelen; afschermen; afsluiten; naar einde toewerken; stijf worden; stremmen; toedraaien; vergrendelen

Verwante definities voor "sluiten":

  1. beëindigen1
    • de voorzitter sloot de vergadering1
  2. dichtgaan1
    • vanavond sluiten de winkels om negen uur1
  3. dichtmaken1
    • wil je de deur achter je sluiten?1
  4. officieel vastleggen1
    • het huwelijk werd gesloten in de trouwzaal1

Wiktionary: sluiten

sluiten
verb
  1. toedoen, dichtmaken
sluiten
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. Clore.

Cross Translation:
FromToVia
sluiten clore; mettre fin à; terminer; conclure; finir close — put an end to
sluiten fermer close — move (a door)
sluiten fermer shut — to close