Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aangeplakt:
  2. aanplakken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aangeplakt (Nederlands) in het Frans

aangeplakt:

aangeplakt bijvoeglijk naamwoord

  1. aangeplakt
    fixé; collé
    • fixé bijvoeglijk naamwoord
    • collé bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor aangeplakt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
collé aangeplakt aaneengehecht; aangebakken; aangehecht; aangekoekt; aangevoegd; dichtgekleefd; gegomd; gekoppeld; gelijmd; vastgehecht; verbonden
fixé aangeplakt aan elkaar zittend; aaneengehecht; aangehecht; aangevoegd; geboeid; geconcentreerd; gekoppeld; op één punt gericht; vastgebonden; vastgehecht; vastgemaakt; vastzittend; verbonden

aangeplakt vorm van aanplakken:

aanplakken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanplakken (vastplakken)
    l'engluer; le coller; le scotcher
    • engluer [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coller [le ~] zelfstandig naamwoord
    • scotcher [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aanplakken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coller aanplakken; vastplakken aanlijmen; lijmen; vastlijmen
engluer aanplakken; vastplakken
scotcher aanplakken; vastplakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coller aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aanbakken; aanbranden; aandrukken; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; iets vastkleven; inplakken; kitten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; samenplakken; vastdrukken; vasthechten; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastzetten
engluer aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; aankleven; hechten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
scotcher lijmen; vastkleven; vastlijmen; vastplakken

Wiktionary: aanplakken