Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afdichten (Nederlands) in het Frans
afdichten:
-
afdichten (dichten)
isoler; rendre résistant au froid-
isoler werkwoord (isole, isoles, isolons, isolez, isolent, isolais, isolait, isolions, isoliez, isolaient, isolai, isolas, isola, isolâmes, isolâtes, isolèrent, isolerai, isoleras, isolera, isolerons, isolerez, isoleront)
-
rendre résistant au froid werkwoord
-
Conjugations for afdichten:
o.t.t.
- dicht af
- dicht af
- dicht af
- dichten af
- dichten af
- dichten af
o.v.t.
- dichtte af
- dichtte af
- dichtte af
- dichtten af
- dichtten af
- dichtten af
v.t.t.
- heb afgedicht
- hebt afgedicht
- heeft afgedicht
- hebben afgedicht
- hebben afgedicht
- hebben afgedicht
v.v.t.
- had afgedicht
- had afgedicht
- had afgedicht
- hadden afgedicht
- hadden afgedicht
- hadden afgedicht
o.t.t.t.
- zal afdichten
- zult afdichten
- zal afdichten
- zullen afdichten
- zullen afdichten
- zullen afdichten
o.v.t.t.
- zou afdichten
- zou afdichten
- zou afdichten
- zouden afdichten
- zouden afdichten
- zouden afdichten
diversen
- dicht af!
- dicht af!
- afgedicht
- afdichtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afdichten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
isoler | afdichten; dichten | afscheiden; afsplitsen; afzijdig stellen; afzonderen; apart zetten; hamsteren; isoleren; koudebestendig maken; oppotten; opzij leggen; potten |
rendre résistant au froid | afdichten; dichten | isoleren; koudebestendig maken |
Wiktionary: afdichten
afdichten
verb
Computer vertaling door derden: