Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afgeschreven:
  2. afschrijven:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgeschreven (Nederlands) in het Frans

afgeschreven:

afgeschreven bijvoeglijk naamwoord

  1. afgeschreven (overgeschreven; afgezien; afgekeken; gespiekt)
    triché; fraudé; copié

Vertaal Matrix voor afgeschreven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
copié gespiek
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
copié afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven
fraudé afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven
triché afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven bedrogen; beetgenomen; genomen

Verwante woorden van "afgeschreven":

  • afgeschrevene

afschrijven:

afschrijven werkwoord (schrijf af, schrijft af, schreef af, schreven af, afgeschreven)

  1. afschrijven
    débiter; supprimer
    • débiter werkwoord (débite, débites, débitons, débitez, )
    • supprimer werkwoord (supprime, supprimes, supprimons, supprimez, )
  2. afschrijven
    amortir
    • amortir werkwoord (amortis, amortit, amortissons, amortissez, )

Conjugations for afschrijven:

o.t.t.
  1. schrijf af
  2. schrijft af
  3. schrijft af
  4. schrijven af
  5. schrijven af
  6. schrijven af
o.v.t.
  1. schreef af
  2. schreef af
  3. schreef af
  4. schreven af
  5. schreven af
  6. schreven af
v.t.t.
  1. heb afgeschreven
  2. hebt afgeschreven
  3. heeft afgeschreven
  4. hebben afgeschreven
  5. hebben afgeschreven
  6. hebben afgeschreven
v.v.t.
  1. had afgeschreven
  2. had afgeschreven
  3. had afgeschreven
  4. hadden afgeschreven
  5. hadden afgeschreven
  6. hadden afgeschreven
o.t.t.t.
  1. zal afschrijven
  2. zult afschrijven
  3. zal afschrijven
  4. zullen afschrijven
  5. zullen afschrijven
  6. zullen afschrijven
o.v.t.t.
  1. zou afschrijven
  2. zou afschrijven
  3. zou afschrijven
  4. zouden afschrijven
  5. zouden afschrijven
  6. zouden afschrijven
diversen
  1. schrijf af!
  2. schrijft af!
  3. afgeschreven
  4. afschrijvende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschrijven [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afschrijven
    l'achèvement

Vertaal Matrix voor afschrijven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achèvement afschrijven afbouwen; afhaken; afkrijgen; afmaken; afwerken; beëindiging; completering; conclusie; einde; eindigen; kappen; ophouden; slot; slotbeschouwing; sluiting; staken; uitscheiden; volbrenging; voltooiing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amortir afschrijven aflossen; inlossen
débiter afschrijven debiteren
supprimer afschrijven afbestellen; afbreken; afgelasten; afkrijgen; afmaken; afronden; afschaffen; afwerken; afzeggen; annuleren; beëindigen; breken; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; intrekken; klaarkrijgen; klaarmaken; liquideren; neerhalen; nietig verklaren; nullificeren; ombrengen; omverhalen; ondervangen; opbreken; opdoeken; opheffen; slopen; teniet doen; uit elkaar halen; uitroeien; van kant maken; verijdelen; vermoorden; vernietigen; verwijderen; volbrengen; volmaken; voltooien; zuur opbreken

Wiktionary: afschrijven


Cross Translation:
FromToVia
afschrijven prélever abbuchen — (transitiv) einen Geldbetrag von einem Konto rechnerisch abziehen, subtrahieren

Verwante vertalingen van afgeschreven