Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afkeer:
  2. afkeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afkeer (Nederlands) in het Frans

afkeer:

afkeer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de afkeer (antipathie; aversie; tegenzin; hekel; weerzin)
    l'aversion; la répugnance; la répulsion; l'antipathie
  2. de afkeer (haat)
    l'haine; l'aversion
    • haine [la ~] zelfstandig naamwoord
    • aversion [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afkeer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antipathie afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin
aversion afkeer; antipathie; aversie; haat; hekel; tegenzin; weerzin afgrijzen; afstoten; gruwen; onwil; walging; weerspannigheid; weerzin
haine afkeer; haat animositeit; hatelijke opmerking; hatelijkheid; sarcasme; stekeligheid; vete; vijandelijkheid; vijandigheid; vijandschap
répugnance afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin afstotelijkheid; drab; morsigheid; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel
répulsion afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin afgrijzen; afstotelijkheid; afstoten; gruwen; walging; weerzin
- weerzin

Synoniemen voor "afkeer":


Antoniemen van "afkeer":


Verwante definities voor "afkeer":

  1. gevoel dat je iets erg afstotend, vies, vervelend vindt1
    • ik heb een afkeer van hutspot1

Wiktionary: afkeer

afkeer
noun
  1. Aversion, répugnance naturelle et non raisonnée pour quelqu’un, pour quelque chose

afkeer vorm van afkeren:

afkeren werkwoord (keer af, keert af, keerde af, keerden af, afgekeerd)

  1. afkeren (afwenden)
    écarter; détourner
    • écarter werkwoord (écarte, écartes, écartons, écartez, )
    • détourner werkwoord (détourne, détournes, détournons, détournez, )

Conjugations for afkeren:

o.t.t.
  1. keer af
  2. keert af
  3. keert af
  4. keren af
  5. keren af
  6. keren af
o.v.t.
  1. keerde af
  2. keerde af
  3. keerde af
  4. keerden af
  5. keerden af
  6. keerden af
v.t.t.
  1. heb afgekeerd
  2. hebt afgekeerd
  3. heeft afgekeerd
  4. hebben afgekeerd
  5. hebben afgekeerd
  6. hebben afgekeerd
v.v.t.
  1. had afgekeerd
  2. had afgekeerd
  3. had afgekeerd
  4. hadden afgekeerd
  5. hadden afgekeerd
  6. hadden afgekeerd
o.t.t.t.
  1. zal afkeren
  2. zult afkeren
  3. zal afkeren
  4. zullen afkeren
  5. zullen afkeren
  6. zullen afkeren
o.v.t.t.
  1. zou afkeren
  2. zou afkeren
  3. zou afkeren
  4. zouden afkeren
  5. zouden afkeren
  6. zouden afkeren
diversen
  1. keer af!
  2. keert af!
  3. afgekeerd
  4. afkerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afkeren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afkeren
    le renoncement

Vertaal Matrix voor afkeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
renoncement afkeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
détourner afkeren; afwenden afschepen; afwenden; afwentelen; afweren; afwimpelen; draaien; keren; omkeren; omleiden; pareren; teruggaan; wegsturen; wenden; weren; zwenken
écarter afkeren; afwenden afdanken; afhouden; afnemen; afweren; afzonderen; ecarteren; evacueren; leegruimen; lichten; ontruimen; opensperren; pareren; spreidbeweging; terughouden; verdedigen; verplaatsen; vervreemden; verwaarlozen; verweren; verwijderen; wegbrengen; wegcijferen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken; weren

Wiktionary: afkeren

afkeren
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens