Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. apothekers:
  2. apotheker:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor apothekers (Nederlands) in het Frans

apothekers:

apothekers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de apothekers
    le pharmaciens; l'apothicaire

Vertaal Matrix voor apothekers:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apothicaire apothekers
pharmaciens apothekers

Verwante woorden van "apothekers":


apothekers vorm van apotheker:

apotheker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de apotheker
    le pharmacien

Vertaal Matrix voor apotheker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pharmacien apotheker drogist

Verwante woorden van "apotheker":


Wiktionary: apotheker

apotheker
noun
  1. beroep|nld iemand die beroepsmatig geneesmiddelen bereidt en verkoopt
apotheker
noun
  1. (vieilli) Celui qui préparer et vendre des médicaments.
  2. Celui, celle qui exercer la pharmacie.

Cross Translation:
FromToVia
apotheker pharmacien; pharmacienne; apothicaire pharmacist — professional who dispenses prescription drugs