Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. banken:
  2. bank:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor banken (Nederlands) in het Frans

banken:

banken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de banken (zitbanken)
    le bancs; le sièges; la places assises; le fauteuils
  2. de banken (handelsbanken; wisselbanken)
    le banques
    • banques [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. de banken (zandplaten; zandbanken; ondiepten)
    le bancs de sable

Vertaal Matrix voor banken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bancs banken; zitbanken schoolbanken
bancs de sable banken; ondiepten; zandbanken; zandplaten
banques banken; handelsbanken; wisselbanken
fauteuils banken; zitbanken knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; stoelen; uitlopers; zetels
places assises banken; zitbanken zitplaatsen
sièges banken; zitbanken barkrukken; knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers

Verwante woorden van "banken":


bank:

bank [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de bank (zitbank; canapé)
    la banquette; le banc
    • banquette [la ~] zelfstandig naamwoord
    • banc [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de bank (handelsbank)
    la banque; la banque commerciale
  3. de bank (zitbank; zitplaats)
    la banquette; le banc; le canapé
    • banquette [la ~] zelfstandig naamwoord
    • banc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • canapé [le ~] zelfstandig naamwoord
  4. de bank (bankgebouw)
    la banque; la maison de banque
  5. de bank
    la banque
    • banque [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bank:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
banc bank; canapé; zitbank; zitplaats
banque bank; bankgebouw; handelsbank
banque commerciale bank; handelsbank handelsbank
banquette bank; canapé; zitbank; zitplaats
canapé bank; zitbank; zitplaats bedbank; canapé; divan; ligbank; rustbank; rustbed; slaapbank; slaapmeubel; sofa
maison de banque bank; bankgebouw

Verwante woorden van "bank":


Verwante definities voor "bank":

  1. meubelstuk voor twee of meer personen1
    • we zaten op een bankje in het park1
  2. waar je geld kunt lenen en sparen1
    • ik breng mijn geld naar de bank1

Wiktionary: bank

bank
noun
  1. commerce qui consiste à recevoir des capitaux en compte courant avec ou sans intérêt ; à échanger des effets ou à les escompter avec des espèces, à des taux et moyennant des commissions variables ; à exécuter pour le compte de tiers toutes opérations
  2. Table destinée au travail de certains métiers manuels

Cross Translation:
FromToVia
bank banque bank — institution
bank banque bank — branch office of such an institution
bank banc bench — long seat
bank → banque d'épargne thrift — savings bank

Verwante vertalingen van banken