Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bedonderd (Nederlands) in het Frans
bedonderd:
-
bedonderd (belazerd; ellendig; diep ongelukkig)
pitoyable; malheureux; lamentable; minable; misérable; zéro; misérablement; pitoyablement-
pitoyable bijvoeglijk naamwoord
-
malheureux bijvoeglijk naamwoord
-
lamentable bijvoeglijk naamwoord
-
minable bijvoeglijk naamwoord
-
misérable bijvoeglijk naamwoord
-
zéro bijvoeglijk naamwoord
-
misérablement bijvoeglijk naamwoord
-
pitoyablement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bedonderd:
bedonderen:
-
bedonderen (bezwendelen)
tromper; tricher; abuser; duper-
tromper werkwoord (trompe, trompes, trompons, trompez, trompent, trompais, trompait, trompions, trompiez, trompaient, trompai, trompas, trompa, trompâmes, trompâtes, trompèrent, tromperai, tromperas, trompera, tromperons, tromperez, tromperont)
-
tricher werkwoord (triche, triches, trichons, trichez, trichent, trichais, trichait, trichions, trichiez, trichaient, trichai, trichas, tricha, trichâmes, trichâtes, trichèrent, tricherai, tricheras, trichera, tricherons, tricherez, tricheront)
-
abuser werkwoord (abuse, abuses, abusons, abusez, abusent, abusais, abusait, abusions, abusiez, abusaient, abusai, abusas, abusa, abusâmes, abusâtes, abusèrent, abuserai, abuseras, abusera, abuserons, abuserez, abuseront)
-
duper werkwoord (dupe, dupes, dupons, dupez, dupent, dupais, dupait, dupions, dupiez, dupaient, dupai, dupas, dupa, dupâmes, dupâtes, dupèrent, duperai, duperas, dupera, duperons, duperez, duperont)
-
-
bedonderen (besodemieteren; afzetten; misleiden; bedriegen; zwendelen; oplichten; beduvelen; belazeren)
escroquer; décevoir; tromper; avoir; enjôler; flouer; duper; faire le charlatan; écorcher; étriller; mettre dedans-
escroquer werkwoord (escroque, escroques, escroquons, escroquez, escroquent, escroquais, escroquait, escroquions, escroquiez, escroquaient, escroquai, escroquas, escroqua, escroquâmes, escroquâtes, escroquèrent, escroquerai, escroqueras, escroquera, escroquerons, escroquerez, escroqueront)
-
décevoir werkwoord (déçois, déçoit, décevons, décevez, décoivent, décevais, décevait, décevions, déceviez, décevaient, déçus, déçut, déçûmes, déçûtes, déçurent, décevrai, décevras, décevra, décevrons, décevrez, décevront)
-
tromper werkwoord (trompe, trompes, trompons, trompez, trompent, trompais, trompait, trompions, trompiez, trompaient, trompai, trompas, trompa, trompâmes, trompâtes, trompèrent, tromperai, tromperas, trompera, tromperons, tromperez, tromperont)
-
avoir werkwoord (ai, as, a, avons, avez, ont, avais, avait, avions, aviez, avaient, eus, eut, eûmes, eûtes, eurent, aurai, auras, aura, aurons, aurez, auront)
-
enjôler werkwoord (enjôle, enjôles, enjôlons, enjôlez, enjôlent, enjôlais, enjôlait, enjôlions, enjôliez, enjôlaient, enjôlai, enjôlas, enjôla, enjôlâmes, enjôlâtes, enjôlèrent, enjôlerai, enjôleras, enjôlera, enjôlerons, enjôlerez, enjôleront)
-
flouer werkwoord
-
duper werkwoord (dupe, dupes, dupons, dupez, dupent, dupais, dupait, dupions, dupiez, dupaient, dupai, dupas, dupa, dupâmes, dupâtes, dupèrent, duperai, duperas, dupera, duperons, duperez, duperont)
-
faire le charlatan werkwoord
-
écorcher werkwoord (écorche, écorches, écorchons, écorchez, écorchent, écorchais, écorchait, écorchions, écorchiez, écorchaient, écorchai, écorchas, écorcha, écorchâmes, écorchâtes, écorchèrent, écorcherai, écorcheras, écorchera, écorcherons, écorcherez, écorcheront)
-
étriller werkwoord
-
mettre dedans werkwoord
-
Conjugations for bedonderen:
o.t.t.
- bedonder
- bedondert
- bedondert
- bedonderen
- bedonderen
- bedonderen
o.v.t.
- bedonderde
- bedonderde
- bedonderde
- bedonderden
- bedonderden
- bedonderden
v.t.t.
- heb bedonderd
- hebt bedonderd
- heeft bedonderd
- hebben bedonderd
- hebben bedonderd
- hebben bedonderd
v.v.t.
- had bedonderd
- had bedonderd
- had bedonderd
- hadden bedonderd
- hadden bedonderd
- hadden bedonderd
o.t.t.t.
- zal bedonderen
- zult bedonderen
- zal bedonderen
- zullen bedonderen
- zullen bedonderen
- zullen bedonderen
o.v.t.t.
- zou bedonderen
- zou bedonderen
- zou bedonderen
- zouden bedonderen
- zouden bedonderen
- zouden bedonderen
diversen
- bedonder!
- bedondert!
- bedonderd
- bedonderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bedonderen:
Computer vertaling door derden: