Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. begerigheid:
  2. begerig:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor begerigheid (Nederlands) in het Frans

begerigheid:

begerigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de begerigheid (vraatzuchtigheid; gulzigheid; schrokachtigheid; gretigheid)
    la gloutonnerie; l'avidité

Vertaal Matrix voor begerigheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avidité begerigheid; gretigheid; gulzigheid; schrokachtigheid; vraatzuchtigheid begeerte; begerige ijver; gierigheid; graagte; gretigheid; hebberigheid; hebzucht; heftig verlangen; hunkering; inhaligheid; krenterigheid; leergierigheid; lust; schraapzucht; schraperigheid; vrekkigheid
gloutonnerie begerigheid; gretigheid; gulzigheid; schrokachtigheid; vraatzuchtigheid

Verwante woorden van "begerigheid":


Wiktionary: begerigheid

begerigheid
noun
  1. caractère de celui, de celle, qui est avide. désir excessif de posséder, de consommer.

begerig:

begerig bijvoeglijk naamwoord

  1. begerig
    désireux; avide; avidement; assoiffé

Vertaal Matrix voor begerig:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assoiffé begerig dorst hebbend; dorstig
avide begerig begerend; belust; gretig; happig; hebberig; hebzuchtig; hunkerend; inhalig; reikhalzend; roofgierig; roofziek; roofzuchtig; smachtend; verlangend; verzot
avidement begerig begerend; gretig; happig; verlangend
désireux begerig begerend; belust; gretig; happig; hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend; verzot

Verwante woorden van "begerig":


Wiktionary: begerig

begerig
adjective
  1. Qui a de l’avidité