Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. benauwend:
  2. benauwen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor benauwend (Nederlands) in het Frans

benauwend:

benauwend bijvoeglijk naamwoord

  1. benauwend (beklemmend)
    oppressant; oppressé

Vertaal Matrix voor benauwend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oppressant beklemmend; benauwend benauwd; broeierig; lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar; zwoel
oppressé beklemmend; benauwend beklemd; bekneld; geklemd; klemgereden; klemgezet

Verwante woorden van "benauwend":

  • benauwender, benauwendere, benauwendst, benauwendste

benauwen:

benauwen werkwoord (benauw, benauwt, benauwde, benauwden, benauwd)

  1. benauwen (beklemmen)
    étouffer; oppresser
    • étouffer werkwoord (étouffe, étouffes, étouffons, étouffez, )
    • oppresser werkwoord (oppresse, oppresses, oppressons, oppressez, )
  2. benauwen (beangstigen)
    inquiéter; effrayer; angoisser
    • inquiéter werkwoord (inquiète, inquiètes, inquiétons, inquiétez, )
    • effrayer werkwoord (effraie, effraies, effrayons, effrayez, )
    • angoisser werkwoord (angoisse, angoisses, angoissons, angoissez, )

Conjugations for benauwen:

o.t.t.
  1. benauw
  2. benauwt
  3. benauwt
  4. benauwen
  5. benauwen
  6. benauwen
o.v.t.
  1. benauwde
  2. benauwde
  3. benauwde
  4. benauwden
  5. benauwden
  6. benauwden
v.t.t.
  1. heb benauwd
  2. hebt benauwd
  3. heeft benauwd
  4. hebben benauwd
  5. hebben benauwd
  6. hebben benauwd
v.v.t.
  1. had benauwd
  2. had benauwd
  3. had benauwd
  4. hadden benauwd
  5. hadden benauwd
  6. hadden benauwd
o.t.t.t.
  1. zal benauwen
  2. zult benauwen
  3. zal benauwen
  4. zullen benauwen
  5. zullen benauwen
  6. zullen benauwen
o.v.t.t.
  1. zou benauwen
  2. zou benauwen
  3. zou benauwen
  4. zouden benauwen
  5. zouden benauwen
  6. zouden benauwen
diversen
  1. benauw!
  2. benauwt!
  3. benauwd
  4. benauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor benauwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angoisser beangstigen; benauwen alarmeren; angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; intimideren; ongerust maken; terroriseren; tiranniseren; verschrikken; vrees aanjagen
effrayer beangstigen; benauwen afschrikken; alarmeren; bang maken; ongerust maken; verschrikken
inquiéter beangstigen; benauwen alarmeren; informeren; inlichten; ontstellen; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verontrusten; verwittigen; waarschuwen
oppresser beklemmen; benauwen
étouffer beklemmen; benauwen afdempen; afdempen van geluid; de kop indrukken; dempen; doven; matigen; onderdrukken; op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen; temperen; uitblussen; uitdoven; verstikken; zich matigen

Wiktionary: benauwen

benauwen
Cross Translation:
FromToVia
benauwen serrer; presser; oppresser; appuyer en écrasant beklemmen — (transitiv), von etwas: jemanden körperlich oder seelisch beengen, bedrücken