Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. besproken:
  2. bespreken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor besproken (Nederlands) in het Frans

besproken:

besproken bijvoeglijk naamwoord

  1. besproken
    réservé

Vertaal Matrix voor besproken:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
réservé besproken afstandelijk; bescheiden; discreet; discrete; geheimzinnig; gematigd; gereserveerd; gesloten; getemperd; ingetogen; ingetrokken; kies; koel; koud; nuchter; onbuigzaam; onverzettelijk; opzijgezet; stemmig; stijfkoppig; stil; stug; taai; taciturn; terughoudend; terughoudende; weinig spraakzaam; zakelijk; zwijgend; zwijgzaam

Verwante woorden van "besproken":

  • besprokene

bespreken:

bespreken werkwoord (bespreek, bespreekt, besprak, bespraken, besproken)

  1. bespreken (bediscussiëren; doorspreken; praten over; bepraten; doorpraten)
    discuter; parler de; débattre; convaincre; causer de
    • discuter werkwoord (discute, discutes, discutons, discutez, )
    • parler de werkwoord
    • débattre werkwoord (débats, débat, débattons, débattez, )
    • convaincre werkwoord (convaincs, convainc, convainquons, convainquez, )
    • causer de werkwoord
  2. bespreken (reis boeken; reserveren; vastleggen)

Conjugations for bespreken:

o.t.t.
  1. bespreek
  2. bespreekt
  3. bespreekt
  4. bespreken
  5. bespreken
  6. bespreken
o.v.t.
  1. besprak
  2. besprak
  3. besprak
  4. bespraken
  5. bespraken
  6. bespraken
v.t.t.
  1. heb besproken
  2. hebt besproken
  3. heeft besproken
  4. hebben besproken
  5. hebben besproken
  6. hebben besproken
v.v.t.
  1. had besproken
  2. had besproken
  3. had besproken
  4. hadden besproken
  5. hadden besproken
  6. hadden besproken
o.t.t.t.
  1. zal bespreken
  2. zult bespreken
  3. zal bespreken
  4. zullen bespreken
  5. zullen bespreken
  6. zullen bespreken
o.v.t.t.
  1. zou bespreken
  2. zou bespreken
  3. zou bespreken
  4. zouden bespreken
  5. zouden bespreken
  6. zouden bespreken
diversen
  1. bespreek!
  2. bespreekt!
  3. besproken
  4. besprekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bespreken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bespreken (spreken over)
    le fait de parler de; la discussion

Vertaal Matrix voor bespreken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
discussion bespreken; spreken over besprekingen; conversatie; debat; dialoog; discussie; dispuut; gedachtenverandering; gedachtewisseling; geschil; gesprek; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; samenspraak; tweegesprek; tweespraak; twist; twistgesprek; vergaderingen; woordenstrijd; woordenwisseling
fait de parler de bespreken; spreken over
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
causer de bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; praten over onderwerp behandelen; spreken over
convaincre bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; praten over aanpraten; aansmeren; erg veranderen; ompraten; omturnen; omverpraten; onderkrijgen; overhalen; overreden; overtuigen
discuter bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; praten over argumenteren; babbelen; bakkeleien; bekvechten; communiceren; converseren; debatteren; discussiëren; disputeren; doorspreken; een conversatie hebben; hakketakken; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; overleg voeren; praten; redetwisten; ruzieën; snateren; spreken; twisten; wauwelen; zwammen
débattre bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; praten over argumenteren; beraadslagen; debatteren; discussiëren; disputeren; doorspreken; in bespreking zijn; overleg voeren; overleggen; overwegen; redetwisten; twisten; vergaderen
effectuer des réservations bespreken; reis boeken; reserveren; vastleggen
parler de bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; praten over doornemen; onderwerp behandelen; spreken over
- reserveren

Synoniemen voor "bespreken":


Verwante definities voor "bespreken":

  1. erover praten1
    • ik heb mijn plan met Ahmed besproken1
  2. uitgebreid vertellen wat je ervan vindt1
    • het boek werd in alle kranten besproken1
  3. van tevoren afspreken dat je er gebruik van kunt maken1
    • ik heb in dit restaurant een tafel besproken1

Wiktionary: bespreken

bespreken
verb
  1. een gesprek over een bepaald onderwerp voeren
bespreken
verb
  1. Interpréter par un commentaire
  2. discuter entre plusieurs personnes dont chacune exposer ses arguments.
  3. garder, retenir quelque chose d’un tout, une chose entre plusieurs autres.

Cross Translation:
FromToVia
bespreken débattre debate — participate in a debate
bespreken débattre; s'entretenir sur; discuter discuss — to converse or debate concerning a particular topic
bespreken discuter besprechen — gemeinsam einen Sachverhalt diskutieren

Computer vertaling door derden: