Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
naturel
|
|
eenvoud; naturel; natuurlijkheid; ongedwongenheid; ongekunsteldheid
|
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cependant
|
|
doch
|
pourtant
|
|
doch
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bien entendu
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
jazeker; waarlijk; welteverstaan; zeker
|
bien sûr
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
welja; zondermeer
|
cela va de soi
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
|
cependant
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
alvast; desalniettemin; desondanks; doch; echter; evengoed; evenwel; in de tussentijd; inmiddels; intussen; maar; mede; mee; niettegenstaande; niettemin; nochtans; onderhand; ondertussen; onderwijl; toch
|
certainement
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
absoluut; bepaald wel; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; jazeker; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; onweerlegbaar; pertinent; reëel; ronduit; stellig; ten enenmale; vast; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
certes
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
beslist; daadwerkelijk; feitelijk; geheid; gewis; heus; jazeker; metterdaad; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
d'ailleurs
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
apropos; behalve dat; bovendien; daarbij; daarenboven; overigens; trouwens; à propos
|
de ce fait
|
bijgevolg; daarom; derhalve; dus
|
aldus; daardoor; dientengevolge; door dit; dus; hierdoor; mitsdien; zo; zodoende
|
de toute façon
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
desalniettemin; desondanks; evengoed; hoe dan ook; niettegenstaande; sowieso; toch
|
de toute évidence
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
bemerkbaar; blijkbaar; duidelijk; helder; herkenbaar; hoorbaar; klaar als een klontje; merkbaar; overduidelijk; tastbaar; te zien; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
donc
|
bijgevolg; daarom; derhalve; dus
|
immers; mitsdien
|
effectivement
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
absoluut; beslist; daadwerkelijk; echt; effectief; heus; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; reëel; ronduit; stellig; voorwaar; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; werkelijk; zeker
|
en conséquence
|
bijgevolg; daarom; derhalve; dus
|
aldus; dientengevolge; dus; mits; mitsdien; onder voorwaarde dat; zo; zodoende
|
en effet
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
daadwerkelijk; echt; effectief; heus; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; namelijk; reëel; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
forcément
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
daadwerkelijk; metterdaad; per se
|
naturel
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
aangeboren; autochtoon; eenvoudig; eigen; gemakkelijk; in een handomdraai; ingeboren; inheems; inlands; koel; koud; licht; makkelijk; moeiteloos; natuurlijk; niet moeilijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongecompliceerd; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; simpel; van nature aanwezig; vanzelf; zonder moeite
|
naturellement
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
aangeboren; eigen; in een handomdraai; ingeboren; moeiteloos; natuurlijk; natuurlijk!; van nature aanwezig; vanzelf; vanzelf!; zonder moeite
|
par conséquent
|
bijgevolg; daarom; derhalve; dus
|
aldus; daarom; derhalve; deswege; dientengevolge; dus; hierdoor; ingevolge hiervan; mitsdien; vandaar; vandaar dat; zo; zodoende
|
pourtant
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
doch; echter; maar; mede; mee; niettemin; nochtans
|
quand même
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
inderdaad; jawel; jazeker
|
sans aucun doute
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
absoluut; daadwerkelijk; metterdaad; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
|
sans contrainte
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
in een handomdraai; in het voorbijgaan; informeel; losjes; moeiteloos; natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld; onverplicht; spontaan; terloops; uit vrije wil; vanzelf; voorlopig; vrijblijvend; vrijwillig; zonder moeite
|
sans doute
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
absoluut; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; pertinent; reëel; stellig; ten enenmale; vast; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
tout de même
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
daadwerkelijk; desondanks; doch; echter; evenwel; inderdaad; jawel; jazeker; maar; metterdaad; niettemin; nochtans; toch; voorwaar
|
évidemment
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
bemerkbaar; daadwerkelijk; frappant; geprononceerd; herkenbaar; hoorbaar; in het oog lopend; in het oog springend; markant; merkbaar; metterdaad; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; tastbaar; te zien; treffend; uitgesproken; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
évident
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
aanschouwelijk; algemeen begrijpbaar; apert; automatisch; begrijpelijk; bemerkbaar; direct; duidelijk; eenduidig; flagrant; frappant; geprononceerd; helder; herkenbaar; hoorbaar; in het oog lopend; in het oog springend; klaar als een klontje; klaarblijkelijk; klare; markant; merkbaar; ondubbelzinnig; onknap; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; saillant; tastbaar; te zien; treffend; uitgesproken; vanzelfsprekend; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar; zo klaar als een klontje; zonneklaar
|