Nederlands

Uitgebreide vertaling voor billijk (Nederlands) in het Frans

billijk:

billijk bijvoeglijk naamwoord

  1. billijk (schappelijk; redelijk; geschikt)
    raisonable; approprié; convenable; raisonablement; convenablement; avec raison
  2. billijk (wettig; rechtvaardig; rechtmatig; gewettigd; wetmatig)
    raisonnable; légitime; légal; équitable; à juste titre; valide; équitablement; légitimement; légalement; raisonnablement
  3. billijk (gerechtvaardigd; rechtmatig)
    justifié; à juste titre; fondé; légal; légitime; légalement; légitimement

Vertaal Matrix voor billijk:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
valide billijk; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; wetmatig; wettig aannemelijk; gegrond; geldig; valabel; valide
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
approprié billijk; geschikt; redelijk; schappelijk adequaat; correct; gepast; geschikt; geëigend; goed; juist; keurig; netjes; passend; precies; toepasbaar; toepasselijk; treffend
avec raison billijk; geschikt; redelijk; schappelijk decent; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; welvoeglijk
convenable billijk; geschikt; redelijk; schappelijk aangenaam; aanzienlijk; aardig; adequaat; attent; behoorlijke; behulpzaam; beschaafd; betamelijk; decent; deftig; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; elegant; fatsoenlijk; fier; gepast; gepaste; geschikt; geschikte; geëigend; goedaardig; goedhartig; goedschiks; hebbelijk; hulpvaardig; indrukwekkend; juist; keurig; majestueus; manierlijk; naar behoren; netjes; nobel; ordentelijk; parmant; parmantig; passend; passende; plechtig; plechtstatig; plezierig; redelijke; sierlijk; statig; tamelijke; tof; trots; voegzaam; voorkomend; vorstelijk; vriendelijk; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk; zachtaardig; zedig
convenablement billijk; geschikt; redelijk; schappelijk aanzienlijk; betamelijk; decent; deftig; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; fier; gepast; geschikt; gevoeglijk; geëigend; hebbelijk; indrukwekkend; keurig; majestueus; manierlijk; naar behoren; netjes; nobel; ordentelijk; parmant; parmantig; passend; plechtig; plechtstatig; statig; trots; voegzaam; vorstelijk; welgevoeglijk; welvoeglijk; zedig
fondé billijk; gerechtvaardigd; rechtmatig aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; geldig; gesticht; grondig; logisch; onderbouwd; op goede gronden steunend; opgericht; solide; steekhoudend; valabel; valide; zorgvuldig
justifié billijk; gerechtvaardigd; rechtmatig
légal billijk; gerechtvaardigd; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; wetmatig; wettig forensisch; gewettigd; legaal; legitiem; rechtsgeldig; wettelijk; wettig
légalement billijk; gerechtvaardigd; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; wetmatig; wettig gewettigd; legaal; legitiem; rechtsgeldig; wettelijk; wettig
légitime billijk; gerechtvaardigd; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; wetmatig; wettig aannemelijk; bevoegd; braaf; degelijk; eerlijk; fair; geautoriseerd; gefundeerd; gegrond; geldig; gerechtigd; gerechtvaardigd; gewettigd; legaal; legitiem; logisch; op deugdelijke gronden steunend; op goede gronden steunend; rechtgeaard; rechtschapen; rechtsgeldig; rechtvaardig; solide; steekhoudend; valabel; valide; wettelijk; wettig
légitimement billijk; gerechtvaardigd; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; wetmatig; wettig
raisonable billijk; geschikt; redelijk; schappelijk
raisonablement billijk; geschikt; redelijk; schappelijk
raisonnable billijk; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; wetmatig; wettig aannemelijk; bedachtzaam; behoorlijke; betaalbaar; correct; degelijk; diep; diepzinnig; doordacht; gefundeerd; gegrond; logisch; nadenkend; op goede gronden steunend; pienter; raadzaam; rationeel; redelijk; redelijke; solide; steekhoudend; tamelijke; verstandelijk; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
raisonnablement billijk; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; wetmatig; wettig aannemelijk; bedachtzaam; correct; degelijk; diep; diepzinnig; doordacht; gefundeerd; gegrond; logisch; nadenkend; op goede gronden steunend; pienter; raadzaam; rationeel; redelijk; solide; steekhoudend; verstandelijk; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
à juste titre billijk; gerechtvaardigd; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; wetmatig; wettig terecht
équitable billijk; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; wetmatig; wettig braaf; decent; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; welvoeglijk
équitablement billijk; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; wetmatig; wettig

Verwante woorden van "billijk":

  • billijkheid, billijker, billijkere, billijkst, billijkste, billijke

Wiktionary: billijk

billijk
adjective
  1. Qui est conforme au droit, à la raison et à la justice.

Cross Translation:
FromToVia
billijk juste just — morally fair, righteous

billijken:

billijken werkwoord (billijk, billijkt, billijkte, billijkten, gebillijkt)

  1. billijken (goedkeuren)
    approuver; ratifier; homologuer
    • approuver werkwoord (approuve, approuves, approuvons, approuvez, )
    • ratifier werkwoord (ratifie, ratifies, ratifions, ratifiez, )
    • homologuer werkwoord (homologue, homologues, homologuons, homologuez, )

Conjugations for billijken:

o.t.t.
  1. billijk
  2. billijkt
  3. billijkt
  4. billijken
  5. billijken
  6. billijken
o.v.t.
  1. billijkte
  2. billijkte
  3. billijkte
  4. billijkten
  5. billijkten
  6. billijkten
v.t.t.
  1. heb gebillijkt
  2. hebt gebillijkt
  3. heeft gebillijkt
  4. hebben gebillijkt
  5. hebben gebillijkt
  6. hebben gebillijkt
v.v.t.
  1. had gebillijkt
  2. had gebillijkt
  3. had gebillijkt
  4. hadden gebillijkt
  5. hadden gebillijkt
  6. hadden gebillijkt
o.t.t.t.
  1. zal billijken
  2. zult billijken
  3. zal billijken
  4. zullen billijken
  5. zullen billijken
  6. zullen billijken
o.v.t.t.
  1. zou billijken
  2. zou billijken
  3. zou billijken
  4. zouden billijken
  5. zouden billijken
  6. zouden billijken
diversen
  1. billijk!
  2. billijkt!
  3. gebillijkt
  4. billijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor billijken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
homologuer homologeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
approuver billijken; goedkeuren autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; dulden; duren; fiatteren; gelijk geven; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; onderschrijven; permitteren; rugsteunen; staven; steunen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming verlenen; vergunnen
homologuer billijken; goedkeuren
ratifier billijken; goedkeuren autoriseren; bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; bezegelen; certificeren; fiatteren; garanderen; goedkeuren; goedvinden; homologeren; instaan voor; merken; permitteren; ratificeren; toestaan; toestemmen in; vast beloven; verzekeren; waarborgen; waarmerken