Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. crediteuren:
  2. crediteur:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor crediteuren (Nederlands) in het Frans

crediteuren:

crediteuren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de crediteuren
    le créanciers
  2. de crediteuren (crediteurs)
    le créditeurs

Vertaal Matrix voor crediteuren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
créanciers crediteuren
créditeurs crediteuren; crediteurs

Verwante woorden van "crediteuren":


crediteur:

crediteur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de crediteur
    le créancier; le débiteur

Vertaal Matrix voor crediteur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
créancier crediteur belegger; geldgever; geldschieter; investeerder; kredietgever; leningverstrekker; schuldeiser; schuldenaar; schuldenares; suikeroom; vrouwelijke crediteur
débiteur crediteur debiteur; schuldenaar

Verwante woorden van "crediteur":


Wiktionary: crediteur

crediteur
noun
  1. iemand aan wie iemand iets (meestal geld) verschuldigd is
crediteur
noun
  1. personne qui prêter de l’argent, ou un bien, à une personne qui devient le débiteur.
  2. finan|fr Personne qui prête de l’argent ou qui a des sommes portées à son crédit sur les livres d’un négociant ou d’un banquier.