Nederlands
Uitgebreide vertaling voor dicteren (Nederlands) in het Frans
dicteren:
-
dicteren (ingeven)
indiquer; dicter; suggérer-
indiquer werkwoord (indique, indiques, indiquons, indiquez, indiquent, indiquais, indiquait, indiquions, indiquiez, indiquaient, indiquai, indiquas, indiqua, indiquâmes, indiquâtes, indiquèrent, indiquerai, indiqueras, indiquera, indiquerons, indiquerez, indiqueront)
-
dicter werkwoord (dicte, dictes, dictons, dictez, dictent, dictais, dictait, dictions, dictiez, dictaient, dictai, dictas, dicta, dictâmes, dictâtes, dictèrent, dicterai, dicteras, dictera, dicterons, dicterez, dicteront)
-
suggérer werkwoord (suggère, suggères, suggérons, suggérez, suggèrent, suggérais, suggérait, suggérions, suggériez, suggéraient, suggérai, suggéras, suggéra, suggérâmes, suggérâtes, suggérèrent, suggérerai, suggéreras, suggérera, suggérerons, suggérerez, suggéreront)
-
-
dicteren (een brief dicteren)
ordonner; dicter une lettre-
ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, ordonnent, ordonnais, ordonnait, ordonnions, ordonniez, ordonnaient, ordonnai, ordonnas, ordonna, ordonnâmes, ordonnâtes, ordonnèrent, ordonnerai, ordonneras, ordonnera, ordonnerons, ordonnerez, ordonneront)
-
dicter une lettre werkwoord
-
-
dicteren (gelasten; voorschrijven; bevelen; gebieden)
ordonner; prescrire; commander; dicter-
ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, ordonnent, ordonnais, ordonnait, ordonnions, ordonniez, ordonnaient, ordonnai, ordonnas, ordonna, ordonnâmes, ordonnâtes, ordonnèrent, ordonnerai, ordonneras, ordonnera, ordonnerons, ordonnerez, ordonneront)
-
prescrire werkwoord (prescris, prescrit, prescrivons, prescrivez, prescrivent, prescrivais, prescrivait, prescrivions, prescriviez, prescrivaient, prescrivis, prescrivit, prescrivîmes, prescrivîtes, prescrivirent, prescrirai, prescriras, prescrira, prescrirons, prescrirez, prescriront)
-
commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
-
dicter werkwoord (dicte, dictes, dictons, dictez, dictent, dictais, dictait, dictions, dictiez, dictaient, dictai, dictas, dicta, dictâmes, dictâtes, dictèrent, dicterai, dicteras, dictera, dicterons, dicterez, dicteront)
-
Conjugations for dicteren:
o.t.t.
- dicteer
- dicteert
- dicteert
- dicteren
- dicteren
- dicteren
o.v.t.
- dicteerde
- dicteerde
- dicteerde
- dicteerden
- dicteerden
- dicteerden
v.t.t.
- heb gedicteerd
- hebt gedicteerd
- heeft gedicteerd
- hebben gedicteerd
- hebben gedicteerd
- hebben gedicteerd
v.v.t.
- had gedicteerd
- had gedicteerd
- had gedicteerd
- hadden gedicteerd
- hadden gedicteerd
- hadden gedicteerd
o.t.t.t.
- zal dicteren
- zult dicteren
- zal dicteren
- zullen dicteren
- zullen dicteren
- zullen dicteren
o.v.t.t.
- zou dicteren
- zou dicteren
- zou dicteren
- zouden dicteren
- zouden dicteren
- zouden dicteren
diversen
- dicteer!
- dicteert!
- gedicteerd
- dicterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor dicteren:
Wiktionary: dicteren
dicteren
verb
dicteren
-
(overgankelijk) zeggen wat een ander moet schrijven
- dicteren → dicter