Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. dufheid:
  2. duf:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dufheid (Nederlands) in het Frans

dufheid:

dufheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de dufheid
    l'odeur de moisi

Vertaal Matrix voor dufheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
odeur de moisi dufheid

Verwante woorden van "dufheid":


duf:

duf bijvoeglijk naamwoord

  1. duf (suf)
    hébété; fade

Vertaal Matrix voor duf:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fade duf; suf afstompend; bleekjes; eentonig; flauw; geestdodend; laf; muf; oubakken; oud; oudbakken; pips; plat; saai; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; stom; suf; verschaald; wee; ziekelijk; zonder smaak; zonder zout; zouteloos; zoutloos; zwak
hébété duf; suf absent; afwezig; daas; doezelig; dof; gedachteloos; geesteloos; mat; met de mond vol tanden; met open mond; soezerig; sprakeloos; suf; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; versuft; verwonderd

Verwante woorden van "duf":


Wiktionary: duf

duf
adjective
  1. saai, doods
  2. slaperig