Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. familiair:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor familiair (Nederlands) in het Frans

familiair:

familiair bijvoeglijk naamwoord

  1. familiair (makkelijk in de omgang)
    familier; qui sympathise rapidement; d'approche facile; qui n'est pas contrariant
  2. familiair (tutoyerend)
    connu; familier; tutoyant

Vertaal Matrix voor familiair:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
familier gast; habitué; stamgast; vaste klant
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
connu familiair; tutoyerend bekend; vertrouwd
d'approche facile familiair; makkelijk in de omgang
familier familiair; makkelijk in de omgang; tutoyerend aangenaam; bekend; brutaal; fijn; gemeenzaam; genoeglijk; gezellig; huiselijk; in het voorbijgaan; informeel; knus; knusjes; lekker; losjes; niet beschroomd; onbeschroomd; onderhoudend; plezierig; prettig; sociabel; stoutmoedig; terloops; vertrouwd; voorlopig; vrijblijvend; vrijmoedig; vrijpostig
qui n'est pas contrariant familiair; makkelijk in de omgang
qui sympathise rapidement familiair; makkelijk in de omgang
tutoyant familiair; tutoyerend

Verwante woorden van "familiair":

  • familiaire

Wiktionary: familiair

familiair
adjective
  1. informeel