Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor florerend (Nederlands) in het Frans

florerend:

florerend bijvoeglijk naamwoord

  1. florerend (welvarend; welgesteld)
    abondant; prospère; fortuné; aisé; florissant; bien portant; nanti; en bonne santé; en bonne condition; en forme

Vertaal Matrix voor florerend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abondant florerend; welgesteld; welvarend gefortuneerd; overvloedig; rijk; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig; vermogend; welig
aisé florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; brutaal; eenvoudig; fit; gegoed; gemakkelijk; gezond; in een handomdraai; in goeden doen; licht; makkelijk; moeiteloos; niet beschroomd; niet moeilijk; nuttig; onbedeesd; onbeschroomd; practisch; simpel; stoutmoedig; vanzelf; vrijmoedig; vrijpostig; welgesteld; zonder moeite; zonder ziekte
bien portant florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte
en bonne condition florerend; welgesteld; welvarend blakend; blakend van gezondheid; fit; getraind; gezond; zonder ziekte
en bonne santé florerend; welgesteld; welvarend blakend; blakend van gezondheid; fit; getraind; gezond; zonder ziekte
en forme florerend; welgesteld; welvarend blakend; blakend van gezondheid; fit; getraind; gezond; zonder ziekte
florissant florerend; welgesteld; welvarend blakend; blakend van gezondheid; bloeiend; fit; fleurig; florissant; gefortuneerd; gelukkig; getraind; gezond; hooggekleurd; rijk; vermogend; voorspoedig; voorspoedig verlopend; zonder ziekte
fortuné florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; fit; gefortuneerd; gegoed; gezond; in goeden doen; rijk; vermogend; welgesteld; zonder ziekte
nanti florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte
prospère florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; fit; fleurig; florissant; gefortuneerd; gelukkig; gezond; heilzaam; rijk; triomfantelijk; vermogend; voorspoedig; voorspoedig verlopend; zegenrijk; zonder ziekte

floreren:

floreren werkwoord (floreer, floreert, floreerde, floreerden, gefloreerd)

  1. floreren (bloeien; goed lopen)
    prospérer; réussir; aller bien
    • prospérer werkwoord (prospère, prospères, prospérons, prospérez, )
    • réussir werkwoord (réussis, réussit, réussissons, réussissez, )
    • aller bien werkwoord

Conjugations for floreren:

o.t.t.
  1. floreer
  2. floreert
  3. floreert
  4. floreren
  5. floreren
  6. floreren
o.v.t.
  1. floreerde
  2. floreerde
  3. floreerde
  4. floreerden
  5. floreerden
  6. floreerden
v.t.t.
  1. heb gefloreerd
  2. hebt gefloreerd
  3. heeft gefloreerd
  4. hebben gefloreerd
  5. hebben gefloreerd
  6. hebben gefloreerd
v.v.t.
  1. had gefloreerd
  2. had gefloreerd
  3. had gefloreerd
  4. hadden gefloreerd
  5. hadden gefloreerd
  6. hadden gefloreerd
o.t.t.t.
  1. zal floreren
  2. zult floreren
  3. zal floreren
  4. zullen floreren
  5. zullen floreren
  6. zullen floreren
o.v.t.t.
  1. zou floreren
  2. zou floreren
  3. zou floreren
  4. zouden floreren
  5. zouden floreren
  6. zouden floreren
diversen
  1. floreer!
  2. floreert!
  3. gefloreerd
  4. florerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor floreren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aller bien bloeien; floreren; goed lopen bloeien; flatteren; gemakkelijk gaan; goed gaan; goed staan; het goed maken; tot hoogconjunctuur komen; vlotten
prospérer bloeien; floreren; goed lopen bloeien; gedijen; goed gaan; het goed maken; tieren; tot hoogconjunctuur komen; wassen
réussir bloeien; floreren; goed lopen aflopen; bedingen; bewerkstelligen; bloeien; fiksen; fixen; flikken; goed gaan; het goed maken; klaarspelen; lappen; slagen; slagen voor; succes hebben; tot hoogconjunctuur komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan

Wiktionary: floreren

floreren
Cross Translation:
FromToVia
floreren prospérer boom — to be prosperous
floreren fleurir flourish — to thrive or grow well
floreren fleurir flourish — to be in a period of greatest influence
floreren fleurir flourish — to prosper or fare well