Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geaccepteerd (Nederlands) in het Frans

geaccepteerd:

geaccepteerd bijvoeglijk naamwoord

  1. geaccepteerd (goedgekeurd; aanvaard; accoord; aangenomen)
    accepté; autorisé; admis; permis; convenu
  2. geaccepteerd (Geaccepteerd; acceptatielijst)

Vertaal Matrix voor geaccepteerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
permis entreebiljet; kaart; kaartje; licentie; pas; paspoort; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs; vergunning; vrijbrief
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
liste verte Geaccepteerd; acceptatielijst; geaccepteerd
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accepté aangenomen; aanvaard; accoord; geaccepteerd; goedgekeurd
admis aangenomen; aanvaard; accoord; geaccepteerd; goedgekeurd gedoogd; geoorloofd; gepermitteerd; geregistreerd; opgenomen; opgevat; toegelaten; toegestaan; veroorloofd
autorisé aangenomen; aanvaard; accoord; geaccepteerd; goedgekeurd aannemelijk; bevoegd; geautoriseerd; geldig; geoorloofd; gepermitteerd; gerechtigd; gerechtvaardigd; gewettigd; gezaghebbend; met gezag bekleed; op deugdelijke gronden steunend; toegelaten; toegestaan; valabel; valide; veroorloofd
convenu aangenomen; aanvaard; accoord; geaccepteerd; goedgekeurd geaffecteerd; gekunsteld; gemaakt; gewrongen; gezocht; onnatuurlijk
permis aangenomen; aanvaard; accoord; geaccepteerd; goedgekeurd geoorloofd; gepermitteerd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd

accepteren:

accepteren werkwoord (accepteer, accepteert, accepteerde, accepteerden, geaccepteerd)

  1. accepteren (aanvaarden; aannemen)
    accepter; assumer; admettre
    • accepter werkwoord (accepte, acceptes, acceptons, acceptez, )
    • assumer werkwoord (assume, assumes, assumons, assumez, )
    • admettre werkwoord (admets, admet, admettons, admettez, )
  2. accepteren (in ontvangst nemen; ontvangen; aannemen; aanvaarden)
    recevoir; accueillir; prendre; accepter; engager; ramasser; assumer; entamer
    • recevoir werkwoord (reçois, reçoit, recevons, recevez, )
    • accueillir werkwoord (accueille, accueilles, accueillons, accueillez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • accepter werkwoord (accepte, acceptes, acceptons, acceptez, )
    • engager werkwoord (engage, engages, engageons, engagez, )
    • ramasser werkwoord (ramasse, ramasses, ramassons, ramassez, )
    • assumer werkwoord (assume, assumes, assumons, assumez, )
    • entamer werkwoord (entame, entames, entamons, entamez, )
  3. accepteren (zich laten gevallen; aanvaarden; voor lief nemen)
  4. accepteren (cadeau aannemen; aannemen; aanvaarden)
    accepter; adopter; prendre; accepter un cadeau
    • accepter werkwoord (accepte, acceptes, acceptons, acceptez, )
    • adopter werkwoord (adopte, adoptes, adoptons, adoptez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • accepter un cadeau werkwoord
  5. accepteren
    accepter
    • accepter werkwoord (accepte, acceptes, acceptons, acceptez, )

Conjugations for accepteren:

o.t.t.
  1. accepteer
  2. accepteert
  3. accepteert
  4. accepteren
  5. accepteren
  6. accepteren
o.v.t.
  1. accepteerde
  2. accepteerde
  3. accepteerde
  4. accepteerden
  5. accepteerden
  6. accepteerden
v.t.t.
  1. heb geaccepteerd
  2. hebt geaccepteerd
  3. heeft geaccepteerd
  4. hebben geaccepteerd
  5. hebben geaccepteerd
  6. hebben geaccepteerd
v.v.t.
  1. had geaccepteerd
  2. had geaccepteerd
  3. had geaccepteerd
  4. hadden geaccepteerd
  5. hadden geaccepteerd
  6. hadden geaccepteerd
o.t.t.t.
  1. zal accepteren
  2. zult accepteren
  3. zal accepteren
  4. zullen accepteren
  5. zullen accepteren
  6. zullen accepteren
o.v.t.t.
  1. zou accepteren
  2. zou accepteren
  3. zou accepteren
  4. zouden accepteren
  5. zouden accepteren
  6. zouden accepteren
diversen
  1. accepteer!
  2. accepteert!
  3. geaccepteerd
  4. accepterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

accepteren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. accepteren (acceptatie; aanvaarden)
    l'acceptation

Vertaal Matrix voor accepteren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acceptation aanvaarden; acceptatie; accepteren aanneming; aanvaarden; aanvaarding; adopteren; adoptie; akkoord; goedkeuring; innerlijke aanvaarding; instemming
accepter aannemen; adopteren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accepter aannemen; aanvaarden; accepteren; cadeau aannemen; in ontvangst nemen; ontvangen als gangbaar erkennen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; vergunnen; waarmerken
accepter un cadeau aannemen; aanvaarden; accepteren; cadeau aannemen
accueillir aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen begroeten; binnenhalen; feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; gedag zeggen; groeten; koppelen; onthalen; ontvangen; opvangen; van onderdak voorzien; vergasten; verwelkomen; welkom heten
admettre aannemen; aanvaarden; accepteren aantrekken; afgeven; als waar erkennen; autoriseren; bekennen; binnen laten; dulden; duren; erkennen; erop achteruitgaan; gedogen; geld inleveren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iemand toelaten; inlaten; inleveren; inwilligen; laten; overhandigen; permitteren; rekruteren; ronselen; toegang verschaffen; toegeven; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
adopter aannemen; aanvaarden; accepteren; cadeau aannemen aannemen; adopteren
assumer aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen
engager aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen aangaan; aangrijpen; aanknopen; aannemen; aanroepen; aantrekken; aanvangen; aanwenden; aanwerven; aftrappen; beginnen; benoemen; benutten; engageren; erbij betrekken; erbij halen; erbij roepen; gebruiken; in dienst nemen; in functie aanstellen; inhuren; inroepen; inviteren; mobiliseren; ondernemen; panden; rekruteren; ronselen; starten; toepassen; uitnodigen; van start gaan; werven
entamer aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen aanbinden; aanbreken; aangaan; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; aanvoeren; afsnijden; beginnen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; naar voren brengen; ondernemen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; poneren; snijden; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; van start gaan
ne pas se défendre de qc aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; zich laten gevallen
prendre aannemen; aanvaarden; accepteren; cadeau aannemen; in ontvangst nemen; ontvangen aangaan; aanhouden; aanklampen; aanpakken; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; achteroverdrukken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; benemen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; depriveren; eigen maken; fascineren; gappen; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; ingrijpen; inpikken; inrekenen; intrigeren; jatten; kapen; ketenen; kiezen; klauwen; kluisteren; kopen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontfutselen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvreemden; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; plunderen; rekruteren; roven; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; stelen; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; toeëigenen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; vervreemden; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; werven; zich bedienen; ziften
ramasser aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bij elkaar vegen; bijeenrapen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; inzamelen; meenemen; opeenhopen; ophalen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; sparen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
recevoir aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen binnenhalen; eigen maken; iets bemachtigen; in ontvangst nemen; kopen; krijgen; onthalen; ontvangen; opstrijken; te pakken krijgen; vergasten; verkrijgen; verwerven
s'accomoder de qc aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; zich laten gevallen
s'arranger de qc aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; zich laten gevallen
se contenter de qc aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; zich laten gevallen
se laisser attribuer qc aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; zich laten gevallen
- aannemen; aanvaarden

Synoniemen voor "accepteren":


Verwante definities voor "accepteren":

  1. overnemen, ermee akkoord gaan1
    • ik kan zo'n duur cadeau niet accepteren!1
  2. iemand goed vinden1
    • hij wordt door zijn ouders niet geaccepteerd1

Wiktionary: accepteren

accepteren
verb
  1. aanvaarden
  2. aannemen, graag ontvangen
accepteren
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. recevoir par choix, faveur ou condescendance.
  3. choisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi.
  4. Prendre à gré ; recevoir favorablement.
  5. accepter, prendre ce qui donner, ce qui présenter, ce qui offrir sans qu’il devoir.
  6. (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».
  7. pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
  8. sentir de la douleur.

Cross Translation:
FromToVia
accepteren accepter accept — to receive with consent
accepteren accepter accept — to agree to
accepteren accepter hinnehmen — eine Aussage, Handlung oder ein Ereignis von negativer Natur akzeptieren, dulden oder sich dem widerspruchslos fügen