Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gevlamd:
  2. vlammen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gevlamd (Nederlands) in het Frans

gevlamd:

gevlamd bijvoeglijk naamwoord

  1. gevlamd
    flammé; flamboyé

Vertaal Matrix voor gevlamd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flamboyé gevlamd
flammé gevlamd

gevlamd vorm van vlammen:

vlammen werkwoord (vlam, vlamt, vlamde, vlamden, gevlamd)

  1. vlammen (flakkeren; flikkeren)
    osciller; flamber; jeter des flambes; vaciller; trembloter
    • osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, )
    • flamber werkwoord (flambe, flambes, flambons, flambez, )
    • jeter des flambes werkwoord
    • vaciller werkwoord (vacille, vacilles, vacillons, vacillez, )
    • trembloter werkwoord (tremblote, tremblotes, tremblotons, tremblotez, )
  2. vlammen (vlammen uitslaan)
    jaillir
    • jaillir werkwoord (jaillis, jaillit, jaillissons, jaillissez, )

Conjugations for vlammen:

o.t.t.
  1. vlam
  2. vlamt
  3. vlamt
  4. vlammen
  5. vlammen
  6. vlammen
o.v.t.
  1. vlamde
  2. vlamde
  3. vlamde
  4. vlamden
  5. vlamden
  6. vlamden
v.t.t.
  1. heb gevlamd
  2. hebt gevlamd
  3. heeft gevlamd
  4. hebben gevlamd
  5. hebben gevlamd
  6. hebben gevlamd
v.v.t.
  1. had gevlamd
  2. had gevlamd
  3. had gevlamd
  4. hadden gevlamd
  5. hadden gevlamd
  6. hadden gevlamd
o.t.t.t.
  1. zal vlammen
  2. zult vlammen
  3. zal vlammen
  4. zullen vlammen
  5. zullen vlammen
  6. zullen vlammen
o.v.t.t.
  1. zou vlammen
  2. zou vlammen
  3. zou vlammen
  4. zouden vlammen
  5. zouden vlammen
  6. zouden vlammen
diversen
  1. vlam!
  2. vlamt!
  3. gevlamd
  4. vlammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vlammen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jaillir opwellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flamber flakkeren; flikkeren; vlammen aanmaken; aansteken; aanstrijken; blakeren; branden; doen branden; doen ontvlammen; flamberen; in de fik steken; licht aansteken; ontsteken; opgebruiken; opkrijgen; oplaaien; opmaken; opvlammen; schroeien; verschroeien; verzengen; vuur maken; zengen
jaillir vlammen; vlammen uitslaan borrelen; flitsen; in het hoofd opkomen; lichten; oplichten; opwellen; spatten; spetteren; wellen
jeter des flambes flakkeren; flikkeren; vlammen
osciller flakkeren; flikkeren; vlammen bengelen; deinen; fluctueren; golven; heen en weer zwaaien; oscilleren; schommelen; slingeren; variëren; wankelen; wiebelen; wiegelen; wiegen; wriggelen; wrikken; zwaaien; zwenken
trembloter flakkeren; flikkeren; vlammen beven; bibberen; rillen; sidderen; trillen; vibreren
vaciller flakkeren; flikkeren; vlammen deinen; fluctueren; golven; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; variëren; wankelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken

Verwante woorden van "vlammen":


Wiktionary: vlammen

vlammen
verb
  1. passer sur le feu