Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. immuniseren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor immuniseren (Nederlands) in het Frans

immuniseren:

immuniseren werkwoord (immuniseer, immuniseert, immuniseerde, immuniseerden, geïmmuniseerd)

  1. immuniseren (immuun maken)
    immuniser; rendre insensible
    • immuniser werkwoord (immunise, immunises, immunisons, immunisez, )
    • rendre insensible werkwoord

Conjugations for immuniseren:

o.t.t.
  1. immuniseer
  2. immuniseert
  3. immuniseert
  4. immuniseren
  5. immuniseren
  6. immuniseren
o.v.t.
  1. immuniseerde
  2. immuniseerde
  3. immuniseerde
  4. immuniseerden
  5. immuniseerden
  6. immuniseerden
v.t.t.
  1. heb geïmmuniseerd
  2. hebt geïmmuniseerd
  3. heeft geïmmuniseerd
  4. hebben geïmmuniseerd
  5. hebben geïmmuniseerd
  6. hebben geïmmuniseerd
v.v.t.
  1. had geïmmuniseerd
  2. had geïmmuniseerd
  3. had geïmmuniseerd
  4. hadden geïmmuniseerd
  5. hadden geïmmuniseerd
  6. hadden geïmmuniseerd
o.t.t.t.
  1. zal immuniseren
  2. zult immuniseren
  3. zal immuniseren
  4. zullen immuniseren
  5. zullen immuniseren
  6. zullen immuniseren
o.v.t.t.
  1. zou immuniseren
  2. zou immuniseren
  3. zou immuniseren
  4. zouden immuniseren
  5. zouden immuniseren
  6. zouden immuniseren
diversen
  1. immuniseer!
  2. immuniseert!
  3. geïmmuniseerd
  4. immuniserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor immuniseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
immuniser immuniseren; immuun maken ongevoelig maken
rendre insensible immuniseren; immuun maken ongevoelig maken