Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kaak:
  2. kaken:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor kaak:
    • mâchoire


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kaak (Nederlands) in het Frans

kaak:

kaak [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kaak (schandpaal)
    le pilori
    • pilori [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kaak (scheepsbeschuit)
    le biscuit
    • biscuit [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kaak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
biscuit kaak; scheepsbeschuit biscuit; biscuitje; biskwietje; kaakje; kleine kaak; koek; koekje
pilori kaak; schandpaal

Verwante woorden van "kaak":


Verwante definities voor "kaak":

  1. bot waar je tanden en kiezen in zitten1
    • hij kreeg bij het vechten een klap tegen zijn kaak1

Wiktionary: kaak

kaak
noun
  1. het beendergestel dat de mondholte omsluit en waarin de tanden en kiezen geplaatst zijn
kaak
noun
  1. Partie du visage
  2. chacun des deux parties osseuses de la bouche dans lesquelles les dents enchâsser.
  3. roue, poteau ou pilier sur lequel on attachait un condamné pour l’exposer en public au mépris de tous.

Cross Translation:
FromToVia
kaak mâchoire; mâchoire inférieure; mâchoire supérieure jaw — bone of the jaw

kaak vorm van kaken:

kaken werkwoord (kaak, kaakt, kaakte, kaakten, gekaakt)

  1. kaken (vis kaken; uitsnijden)
    caquer
    • caquer werkwoord (caque, caques, caquons, caquez, )

Conjugations for kaken:

o.t.t.
  1. kaak
  2. kaakt
  3. kaakt
  4. kaken
  5. kaken
  6. kaken
o.v.t.
  1. kaakte
  2. kaakte
  3. kaakte
  4. kaakten
  5. kaakten
  6. kaakten
v.t.t.
  1. heb gekaakt
  2. hebt gekaakt
  3. heeft gekaakt
  4. hebben gekaakt
  5. hebben gekaakt
  6. hebben gekaakt
v.v.t.
  1. had gekaakt
  2. had gekaakt
  3. had gekaakt
  4. hadden gekaakt
  5. hadden gekaakt
  6. hadden gekaakt
o.t.t.t.
  1. zal kaken
  2. zult kaken
  3. zal kaken
  4. zullen kaken
  5. zullen kaken
  6. zullen kaken
o.v.t.t.
  1. zou kaken
  2. zou kaken
  3. zou kaken
  4. zouden kaken
  5. zouden kaken
  6. zouden kaken
en verder
  1. is gekaakt
diversen
  1. kaak!
  2. kaakt!
  3. gekaakt
  4. kakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kaken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
caquer kaken; uitsnijden; vis kaken

Verwante woorden van "kaken":


Verwante vertalingen van kaak