Nederlands

Uitgebreide vertaling voor laxeren (Nederlands) in het Frans

laxeren:

laxeren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. laxeren (purgeren)
    la purge
    • purge [la ~] zelfstandig naamwoord

laxeren werkwoord (laxeer, laxeert, laxeerde, laxeerden, gelaxeerd)

  1. laxeren (purgeren)
    relâcher le ventre; purger; relâcher le ventre à l'aide d'un laxatif

Conjugations for laxeren:

o.t.t.
  1. laxeer
  2. laxeert
  3. laxeert
  4. laxeren
  5. laxeren
  6. laxeren
o.v.t.
  1. laxeerde
  2. laxeerde
  3. laxeerde
  4. laxeerden
  5. laxeerden
  6. laxeerden
v.t.t.
  1. heb gelaxeerd
  2. hebt gelaxeerd
  3. heeft gelaxeerd
  4. hebben gelaxeerd
  5. hebben gelaxeerd
  6. hebben gelaxeerd
v.v.t.
  1. had gelaxeerd
  2. had gelaxeerd
  3. had gelaxeerd
  4. hadden gelaxeerd
  5. hadden gelaxeerd
  6. hadden gelaxeerd
o.t.t.t.
  1. zal laxeren
  2. zult laxeren
  3. zal laxeren
  4. zullen laxeren
  5. zullen laxeren
  6. zullen laxeren
o.v.t.t.
  1. zou laxeren
  2. zou laxeren
  3. zou laxeren
  4. zouden laxeren
  5. zouden laxeren
  6. zouden laxeren
en verder
  1. is gelaxeerd
diversen
  1. laxeer!
  2. laxeert!
  3. gelaxeerd
  4. laxerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor laxeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
purge laxeren; purgeren zuiveringsactie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
purger laxeren; purgeren in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren
relâcher le ventre laxeren; purgeren
relâcher le ventre à l'aide d'un laxatif laxeren; purgeren