Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. luieren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor luierde (Nederlands) in het Frans

luierde vorm van luieren:

luieren werkwoord (luier, luiert, luierde, luierden, geluierd)

  1. luieren (lanterfanten; lummelen; niksen; rondhangen; nietsdoen)
    fricoter; paresser; bricoler; flâner; déconner; traînasser; traîner; cochonner; fainéanter
    • fricoter werkwoord (fricote, fricotes, fricotons, fricotez, )
    • paresser werkwoord (paresse, paresses, paressons, paressez, )
    • bricoler werkwoord (bricole, bricoles, bricolons, bricolez, )
    • flâner werkwoord (flâne, flânes, flânons, flânez, )
    • déconner werkwoord (déconne, déconnes, déconnons, déconnez, )
    • traînasser werkwoord (traînasse, traînasses, traînassons, traînassez, )
    • traîner werkwoord (traîne, traînes, traînons, traînez, )
    • cochonner werkwoord (cochonne, cochonnes, cochonnons, cochonnez, )
    • fainéanter werkwoord (fainéante, fainéantes, fainéantons, fainéantez, )

Conjugations for luieren:

o.t.t.
  1. luier
  2. luiert
  3. luiert
  4. luieren
  5. luieren
  6. luieren
o.v.t.
  1. luierde
  2. luierde
  3. luierde
  4. luierden
  5. luierden
  6. luierden
v.t.t.
  1. heb geluierd
  2. hebt geluierd
  3. heeft geluierd
  4. hebben geluierd
  5. hebben geluierd
  6. hebben geluierd
v.v.t.
  1. had geluierd
  2. had geluierd
  3. had geluierd
  4. hadden geluierd
  5. hadden geluierd
  6. hadden geluierd
o.t.t.t.
  1. zal luieren
  2. zult luieren
  3. zal luieren
  4. zullen luieren
  5. zullen luieren
  6. zullen luieren
o.v.t.t.
  1. zou luieren
  2. zou luieren
  3. zou luieren
  4. zouden luieren
  5. zouden luieren
  6. zouden luieren
diversen
  1. luier!
  2. luiert!
  3. geluierd
  4. luierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor luieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bricoler klussen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bricoler lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen aanmodderen; aanrommelen; aanrotzooien; broddelen; dokteren; fröbelen; klusje opknappen; klussen; knoeien; knutselen; prutsen; rommelen; rotzooien; scharrelen; sleutelen
cochonner lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen aanrommelen; aanrotzooien; haspelen; kladderen; kliederen; klodderen; knoeien; rotzooien; scharrelen; scharrelen van kip; tot een warboel maken; verwarren
déconner lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen aanklooien; klooien; rotzooien
fainéanter lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen dralen; drentelen; leeglopen; talmen; teuten; treuzelen; vrijlopen
flâner lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen banjeren; drentelen; flaneren; leeglopen; niksen; rondhangen; rondlopen; rondlummelen; rondslenteren; rondwandelen; sjokken; slenteren; verdwaald zijn; voortsukkelen; vrijlopen
fricoter lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen sjoemelen
paresser lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen
traînasser lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen aarzelen; dralen; drentelen; druilen; dubben; hannesen; niksen; rondhangen; rondlummelen; talmen; teuten; treuzelen; weifelen; zaniken; zeiken; zeuren
traîner lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen aanslepen; aarzelen; dralen; drentelen; dubben; flaneren; gebukt gaan onder; niksen; rondhangen; rondlopen; rondlummelen; rondslenteren; rondslingeren; rondwandelen; sjouwen; slenteren; slepen; sleuren; slingeren; talmen; teuten; torsen; trekken; treuzelen; verdwaald zijn; versjouwen; verslepen; voorttrekken; weifelen; zeulen

Verwante woorden van "luieren":


Antoniemen van "luieren":


Verwante definities voor "luieren":

  1. lekker nietsdoen1
    • hij lag te luieren in de zon1

Wiktionary: luieren

luieren
verb
  1. (familier, fr) Faire le paresseux, se laisser aller à la paresse.