Nederlands

Uitgebreide vertaling voor mompelen (Nederlands) in het Frans

mompelen:

mompelen werkwoord (mompel, mompelt, mompelde, mompelden, gemompeld)

  1. mompelen (prevelen)
    – het onverstaanbaar zeggen, binnensmonds 1
    murmurer; marmotter; bougonner; marmonner; ronchonner; chuinter
    • murmurer werkwoord (murmure, murmures, murmurons, murmurez, )
    • marmotter werkwoord (marmotte, marmottes, marmottons, marmottez, )
    • bougonner werkwoord (bougonne, bougonnes, bougonnons, bougonnez, )
    • marmonner werkwoord (marmonne, marmonnes, marmonnons, marmonnez, )
    • ronchonner werkwoord (ronchonne, ronchonnes, ronchonnons, ronchonnez, )
    • chuinter werkwoord (chuinte, chuintes, chuintons, chuintez, )
  2. mompelen (murmelen; murmeren)
    marmotter; marmonner; grommeler; murmurer entre ses dents; parler entre ses dents
    • marmotter werkwoord (marmotte, marmottes, marmottons, marmottez, )
    • marmonner werkwoord (marmonne, marmonnes, marmonnons, marmonnez, )
    • grommeler werkwoord (grommelle, grommelles, grommelons, grommelez, )

Conjugations for mompelen:

o.t.t.
  1. mompel
  2. mompelt
  3. mompelt
  4. mompelen
  5. mompelen
  6. mompelen
o.v.t.
  1. mompelde
  2. mompelde
  3. mompelde
  4. mompelden
  5. mompelden
  6. mompelden
v.t.t.
  1. heb gemompeld
  2. hebt gemompeld
  3. heeft gemompeld
  4. hebben gemompeld
  5. hebben gemompeld
  6. hebben gemompeld
v.v.t.
  1. had gemompeld
  2. had gemompeld
  3. had gemompeld
  4. hadden gemompeld
  5. hadden gemompeld
  6. hadden gemompeld
o.t.t.t.
  1. zal mompelen
  2. zult mompelen
  3. zal mompelen
  4. zullen mompelen
  5. zullen mompelen
  6. zullen mompelen
o.v.t.t.
  1. zou mompelen
  2. zou mompelen
  3. zou mompelen
  4. zouden mompelen
  5. zouden mompelen
  6. zouden mompelen
diversen
  1. mompel!
  2. mompelt!
  3. gemompeld
  4. mompelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor mompelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bougonner mompelen; prevelen brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; op vuur pruttelen; over iets mopperen; pruttelen; reutelen; rochelen; smoren; stoffen; sudderen
chuinter mompelen; prevelen
grommeler mompelen; murmelen; murmeren brommen; grommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mopperen; morren; op vuur pruttelen; over iets mopperen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen; zoemen
marmonner mompelen; murmelen; murmeren; prevelen
marmotter mompelen; murmelen; murmeren; prevelen
murmurer mompelen; prevelen fluisteren; kabbelen; lispelen; ruisen; sissen; smiespelen; smoezen; suizelen; suizen; zacht ruisen
murmurer entre ses dents mompelen; murmelen; murmeren
parler entre ses dents mompelen; murmelen; murmeren
ronchonner mompelen; prevelen brommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mopperen; morren; over iets mopperen; protesteren; pruttelen; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren

Antoniemen van "mompelen":


Verwante definities voor "mompelen":

  1. het onverstaanbaar zeggen, binnensmonds1
    • je moet niet mompelen, maar duidelijk praten1

Wiktionary: mompelen

mompelen
verb
  1. geluiden maken die moeilijk te verstaan zijn
mompelen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
mompelen marmonner mumble — to speak unintelligibly
mompelen grommeler mutter — speak under one's breath
mompelen murmurer murmeln — (intransitiv) (transitiv) mit gedämpfter, fast unverständlicher Stimme sprechen

Verwante vertalingen van mompelen