Nederlands
Uitgebreide vertaling voor omklappen (Nederlands) in het Frans
omklappen:
-
omklappen
soulever; retourner-
soulever werkwoord (soulève, soulèves, soulevons, soulevez, soulèvent, soulevais, soulevait, soulevions, souleviez, soulevaient, soulevai, soulevas, souleva, soulevâmes, soulevâtes, soulevèrent, soulèverai, soulèveras, soulèvera, soulèverons, soulèverez, soulèveront)
-
retourner werkwoord (retourne, retournes, retournons, retournez, retournent, retournais, retournait, retournions, retourniez, retournaient, retournai, retournas, retourna, retournâmes, retournâtes, retournèrent, retournerai, retourneras, retournera, retournerons, retournerez, retourneront)
-
Conjugations for omklappen:
o.t.t.
- klap om
- klapt om
- klapt om
- klappen om
- klappen om
- klappen om
o.v.t.
- klapte om
- klapte om
- klapte om
- klapten om
- klapten om
- klapten om
v.t.t.
- ben omgeklapt
- bent omgeklapt
- is omgeklapt
- zijn omgeklapt
- zijn omgeklapt
- zijn omgeklapt
v.v.t.
- was omgeklapt
- was omgeklapt
- was omgeklapt
- waren omgeklapt
- waren omgeklapt
- waren omgeklapt
o.t.t.t.
- zal omklappen
- zult omklappen
- zal omklappen
- zullen omklappen
- zullen omklappen
- zullen omklappen
o.v.t.t.
- zou omklappen
- zou omklappen
- zou omklappen
- zouden omklappen
- zouden omklappen
- zouden omklappen
en verder
- heb omgeklapt
- hebt omgeklapt
- heeft omgeklapt
- hebben omgeklapt
- hebben omgeklapt
- hebben omgeklapt
diversen
- klap om!
- klapt om!
- omgeklapt
- omklappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze