Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. parten:
  2. part:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor parten (Nederlands) in het Frans

parten:

parten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de parten (porties; stukken; delen; )
    la portion
    • portion [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor parten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
portion barrels; delen; parten; partjes; porties; segmenten; stukken aandeel; aanstellerij; basisbestanddeel; bestanddeel; bijdrage; component; contributie; deel; dosis; element; fractie; ingrediënt; lidmaatschapsgeld; noodrantsoen; onderdeel; part; portie; rantsoen; stuk; toneel

Verwante woorden van "parten":


part:

part [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de part (aandeel; deel)
    la partie; la part; la participation; le morceau; le bout; la portion; la ration
    • partie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • part [la ~] zelfstandig naamwoord
    • participation [la ~] zelfstandig naamwoord
    • morceau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bout [le ~] zelfstandig naamwoord
    • portion [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ration [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de part (portie; aandeel)
    la part; la portion; le bloc
    • part [la ~] zelfstandig naamwoord
    • portion [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bloc [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. de part (gedeelte; stuk; deel; fractie)
    la partie; le fragment
    • partie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • fragment [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor part:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloc aandeel; part; portie blocnote; blok; complex; noodrantsoen; rantsoen; schrijfblok; schrijfblokje; speelgoedblok
bout aandeel; deel; part aanwijzing; deeltje; einde; finale; greep; kolf; onderdeeltje; stomp; stronk; teenstuk; tip; uiteinde; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
fragment deel; fractie; gedeelte; part; stuk brokstuk; diggel; fragment; klompje; klontertje; klontje; reepje; scherf; splinter; wrakstuk
morceau aandeel; deel; part basisbestanddeel; bestanddeel; boterham; brok; brokstuk; component; deel; deeltje; diggel; element; fractie; ingrediënt; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; onderdeel; onderdeeltje; plak brood; scherf; segment; snee; sneetje; splinter; stuk; suikerklontje; wrakstuk
part aandeel; deel; part; portie aandeel; basisbestanddeel; bestanddeel; bijdrage; component; deel; deeltje; dosis; element; fractie; inbreng; ingrediënt; noodrantsoen; onderdeel; onderdeeltje; portie; rantsoen; segment; stuk
participation aandeel; deel; part aandeel; aantal gekomen personen; bijdrage; compagnonschap; condoleance; contributie; coöperatie; deelgenootschap; deelname; deelneming; inbreng; inspraak; leedwezen; lidmaatschapsgeld; medeleven; medelijden; medewerking; medezeggenschap; opkomst; participatie; rouwbeklag
partie aandeel; deel; fractie; gedeelte; part; stuk afdeling; basisbestanddeel; bestanddeel; beurt; brok; component; deel; departement; detachement; element; feest; festijn; fractie; gespeel; hoeveelheid; ingrediënt; kinderspel; klompje; klont; klontertje; klontje; onderdeel; partij; partijtje; party; potje; rondje; sectie; segment; spel; spelletje; stuk; suikerklontje; tak; wedstrijdje
portion aandeel; deel; part; portie aanstellerij; barrels; basisbestanddeel; bestanddeel; bijdrage; component; contributie; deel; delen; dosis; element; fractie; ingrediënt; lidmaatschapsgeld; noodrantsoen; onderdeel; parten; partjes; portie; porties; rantsoen; segmenten; stuk; stukken; toneel
ration aandeel; deel; part basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
- deel; element; gedeelte; stuk

Verwante woorden van "part":


Synoniemen voor "part":


Antoniemen van "part":


Verwante definities voor "part":

  1. wat kleiner is dan het totaal1
    • ik snij de appel in partjes1