Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. rest:
  2. resten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rest (Nederlands) in het Frans

rest:

rest [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de rest (het overgeblevene; overblijfsel; restant; laatste rest; overschot)
    le restant; le reste; le résidu
    • restant [le ~] zelfstandig naamwoord
    • reste [le ~] zelfstandig naamwoord
    • résidu [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de rest (surplus; teveel; overschot; agio; exces)
    le surplus; le supplément; la prime; le bonus
    • surplus [le ~] zelfstandig naamwoord
    • supplément [le ~] zelfstandig naamwoord
    • prime [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bonus [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rest:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bonus agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
prime agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel arbeidsloon; beloning; bezoldiging; bonus; eerbewijs; extra beloning; extraatje; gage; gratificatie; honorarium; loon; premie; prijs; salaris; soldij; tantième; toegift; toeslag; traktement; verdienste; vergoeding; verzekeringspremie; wedde; winstaandeel; winstdeel; winstdeling; winstuitkering
restant het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant bon; coupon; saldo; staartje
reste het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant saldo
résidu het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant afzetsel; bezinksel; depot; dik; drab; droesem; grondsop; moer; residu; sediment; zetsel
supplément agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel aanhangsel; aanvulling; addendum; additie; appendix; bijbetaling; bijlage; bijmenging; bijvoeging; bijvoegsel; bonus; completering; extraatje; meezending; premie; supplement; suppletie; tantième; toegift; toelichting; toeslag; toevoeging; toevoegsel; verzekeringspremie; voltooiing; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
surplus agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel buitensporigheid; exces; overdaad; overmaat; overschotten; overvloed; resten; rijkelijke maat; saldo; surplus; teveel
- overblijfsel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
restant overig

Verwante woorden van "rest":


Wiktionary: rest

rest
noun
  1. Ce qui demeurer d’un tout, d’une plus grande quantité ; ce qui subsister d’une chose passée, tant au sens physique qu’au sens moral.
  2. Ce qui rester.

Cross Translation:
FromToVia
rest reste rest — remainder

resten:

resten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de resten (overschotten)
    le restants; le résidus; le surplus

Vertaal Matrix voor resten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
restants overschotten; resten
résidus overschotten; resten bezinksels; drab; droesem; grondsoppen; neerslag; residu's
surplus overschotten; resten agio; buitensporigheid; exces; overdaad; overmaat; overschot; overvloed; rest; rijkelijke maat; saldo; surplus; teveel

Verwante woorden van "resten":


Wiktionary: resten

resten
verb
  1. continuer d’être à un endroit ou dans un état.

Cross Translation:
FromToVia
resten reste remnant — small portion remaining of a larger thing or group

Verwante vertalingen van rest