Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. slip:
  2. slippen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slip (Nederlands) in het Frans

slip:

slip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de slip (onderbroek; slipje)
    le caleçon; la culotte; le slip; le slips
    • caleçon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • culotte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • slip [le ~] zelfstandig naamwoord
    • slips [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor slip:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
caleçon onderbroek; slip; slipje onderbroeken; slipjes
culotte onderbroek; slip; slipje onderbroeken; slipjes; staartstuk; staartvin; stuit
slip onderbroek; slip; slipje onderbroeken; slipjes
slips onderbroek; slip; slipje onderbroeken; slipjes

Verwante woorden van "slip":


Wiktionary: slip

slip
noun
  1. France|fr vêtement|fr sous-vêtement masculin qui couvre le bas du ventre, les parties génitales et les fesses.

Cross Translation:
FromToVia
slip slip; bobettes briefs — male underwear
slip dérapage skid — out of control sliding motion
slip glissade slip — act of slipping

slippen:

slippen werkwoord (slip, slipt, slipte, slipten, geslipt)

  1. slippen (uitglijden)
    glisser; déraper
    • glisser werkwoord (glisse, glisses, glissons, glissez, )
    • déraper werkwoord (dérape, dérapes, dérapons, dérapez, )
  2. slippen (onderuitgaan; uitschuiven; uitglibberen; )
    glisser; déraper; faire un vol plané; trébucher
    • glisser werkwoord (glisse, glisses, glissons, glissez, )
    • déraper werkwoord (dérape, dérapes, dérapons, dérapez, )
    • trébucher werkwoord (trébuche, trébuches, trébuchons, trébuchez, )

Conjugations for slippen:

o.t.t.
  1. slip
  2. slipt
  3. slipt
  4. slippen
  5. slippen
  6. slippen
o.v.t.
  1. slipte
  2. slipte
  3. slipte
  4. slipten
  5. slipten
  6. slipten
v.t.t.
  1. heb geslipt
  2. hebt geslipt
  3. heeft geslipt
  4. hebben geslipt
  5. hebben geslipt
  6. hebben geslipt
v.v.t.
  1. had geslipt
  2. had geslipt
  3. had geslipt
  4. hadden geslipt
  5. hadden geslipt
  6. hadden geslipt
o.t.t.t.
  1. zal slippen
  2. zult slippen
  3. zal slippen
  4. zullen slippen
  5. zullen slippen
  6. zullen slippen
o.v.t.t.
  1. zou slippen
  2. zou slippen
  3. zou slippen
  4. zouden slippen
  5. zouden slippen
  6. zouden slippen
en verder
  1. ben geslipt
  2. bent geslipt
  3. is geslipt
  4. zijn geslipt
  5. zijn geslipt
  6. zijn geslipt
diversen
  1. slip!
  2. slipt!
  3. geslipt
  4. slippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slippen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het slippen
    la glissade; le dérapage

Vertaal Matrix voor slippen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dérapage slippen
glissade slippen slippartij; uitglijden; wegglijden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
déraper onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten
faire un vol plané onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten
glisser onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten afdalen; afglijden; eraf glijden; floepen; glibberen; glijden; glippen; landen; naar beneden dalen; naar beneden glijden; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaag glijden; omlaagkomen; roetsjen; snel bewegen; toestoppen; wegglippen
trébucher onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten onderuitgaan; op zijn bek gaan; struikelen; ten val komen; vallen

Verwante woorden van "slippen":


Verwante definities voor "slippen":

  1. greep op het wegdek verliezen en daardoor niet meer rechtdoor rijden1
    • de auto slipte op de gladde brug en dook de sloot in1

Wiktionary: slippen

slippen
verb
  1. door gladheid over de weg schuiven

Cross Translation:
FromToVia
slippen déraper skid — to slide in an uncontrolled manner
slippen glisser slip — to lose one's traction