Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. sneden:
  2. snijden:
  3. snede:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sneden (Nederlands) in het Frans

sneden:

sneden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de sneden (japen)
    la coupures; l'incisions

Vertaal Matrix voor sneden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coupures japen; sneden knipsels; snedes
incisions japen; sneden barsten; kepen; scheuren; snedes; sprongen

Verwante woorden van "sneden":


snijden:

snijden werkwoord (snijd, snijdt, sneed, sneden, gesneden)

  1. snijden (afsnijden)
    couper; entamer; cisailler; mordre; tailler
    • couper werkwoord (coupe, coupes, coupons, coupez, )
    • entamer werkwoord (entame, entames, entamons, entamez, )
    • cisailler werkwoord (cisaille, cisailles, cisaillons, cisaillez, )
    • mordre werkwoord (mords, mord, mordons, mordez, )
    • tailler werkwoord (taille, tailles, taillons, taillez, )

Conjugations for snijden:

o.t.t.
  1. snijd
  2. snijdt
  3. snijdt
  4. snijden
  5. snijden
  6. snijden
o.v.t.
  1. sneed
  2. sneed
  3. sneed
  4. sneden
  5. sneden
  6. sneden
v.t.t.
  1. heb gesneden
  2. hebt gesneden
  3. heeft gesneden
  4. hebben gesneden
  5. hebben gesneden
  6. hebben gesneden
v.v.t.
  1. had gesneden
  2. had gesneden
  3. had gesneden
  4. hadden gesneden
  5. hadden gesneden
  6. hadden gesneden
o.t.t.t.
  1. zal snijden
  2. zult snijden
  3. zal snijden
  4. zullen snijden
  5. zullen snijden
  6. zullen snijden
o.v.t.t.
  1. zou snijden
  2. zou snijden
  3. zou snijden
  4. zouden snijden
  5. zouden snijden
  6. zouden snijden
en verder
  1. ben gesneden
  2. bent gesneden
  3. is gesneden
  4. zijn gesneden
  5. zijn gesneden
  6. zijn gesneden
diversen
  1. snijd!
  2. snijdt!
  3. gesneden
  4. snijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor snijden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tailler houwen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cisailler afsnijden; snijden afknippen; couperen; doorknippen; doorsnijden; knippen
couper afsnijden; snijden aanlengen; afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afknippen; afsluiten; aftroeven; afzetten; besnoeien; beëindigen; breken; coifferen; couperen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; een einde maken aan; eindigen; hakken; in stukken hakken; in tweeën houwen; kappen; kerven; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; losrukken; losscheuren; lossnijden; lostrekken; neerhalen; omverhalen; op maat snijden; opensnijden; ophouden; overtroeven; scheiden; slopen; snijwerk maken; snoeien; splitsen; stoppen; toesnijden; trimmen; troeven; uit elkaar halen; uitdoen; uitdunnen; uiteenhalen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; verdunnen; versnijden; verwateren; wegkappen; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
entamer afsnijden; snijden aanbinden; aanbreken; aangaan; aankaarten; aanknopen; aannemen; aansnijden; aanvaarden; aanvangen; aanvoeren; accepteren; beginnen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; in ontvangst nemen; naar voren brengen; ondernemen; ontvangen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; poneren; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; van start gaan
mordre afsnijden; snijden aanbijten; aanvreten; dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen
tailler afsnijden; snijden aanzetten; afknippen; beknotten; beperken; besnoeien; bijknippen; coifferen; couperen; creneleren; een beetje knippen; een inkeping maken; inkepen; inkerven; insnijden; kappen; kepen; kerven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; op maat snijden; scherpen; slijpen; snoeien; toesnijden; trimmen; uithakken; uithouwen; uitkappen; wetten

Verwante definities voor "snijden":

  1. elkaar kruisen1
    • deze lijnen snijden elkaar1
  2. inhalen en snel naar rechts gaan1
    • de automobilist sneed mij1
  3. met een scherp voorwerp eraf halen1
    • zij sneed het brood in stukken1

Wiktionary: snijden

snijden
verb
  1. diviser un corps continu, avec quelque chose de tranchant.
  2. couper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage.
  3. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
snijden coupé; coupés; coupée; coupées cut — having been cut
snijden couper cut — to divide with a sharp instrument
snijden inciser; couper cut — to perform an incision
snijden réduire cut — to reduce
snijden tailler whittle — cut or shape wood with a knife
snijden couper schneiden — (transitiv) mit einem Schneidewerkzeug (wie einem Messer) einen Gegenstand oder einen Teil von ihm abtrennen

snede:

snede [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de snede (inkeping; insnijding; jaap; snee)
    la coupure; l'encoche; l'incision; l'entaille; la césure; le cran
    • coupure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • encoche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • incision [la ~] zelfstandig naamwoord
    • entaille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • césure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cran [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de snede (snijwond; snee)
    la coupure; l'entaille
    • coupure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • entaille [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor snede:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coupure inkeping; insnijding; jaap; snede; snee; snijwond aantekening; bankbiljet; briefje; coupure; inkeping; inkerving; kattebelletje; keep; kerf; kladbriefje; kladje; knipsel; krabbel; papiergeld; schrijfsel; sneetje; snijding; snijwondje; storing; uitknipsel
cran inkeping; insnijding; jaap; snede; snee driestheid; durf; gewaagdheid; kloekheid; koenheid; lef; moed; onverschrokkenheid; stoutmoedigheid; vermetelheid
césure inkeping; insnijding; jaap; snede; snee cesuur; inkeping; inkerving; keep; kerf
encoche inkeping; insnijding; jaap; snede; snee barst; gat; groef; inkeping; inkerving; keep; kerf; kloof; opening; reet; scheur; soort vink; split; uitsparing
entaille inkeping; insnijding; jaap; snede; snee; snijwond gleuf; groef; groeve; inkeping; inkerving; keep; kerf; kerfsnede; kier; langwerpige uitholling; opening; sleuf; sneetje; snijwondje; soort vink
incision inkeping; insnijding; jaap; snede; snee inkeping; inkerving; keep; kerf

Verwante woorden van "snede":


Wiktionary: snede

snede
noun
  1. Longue entaille, plaie faite particulièrement au visage.