Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spitsheid (Nederlands) in het Frans

spitsheid:

spitsheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de spitsheid (scherpzinnigheid; spitsvondigheid; scherpheid; schranderheid; scherpte)
    l'ingéniosité; l'intelligence; la compréhension; la perspicacité; la sagacité; la pointe aiguë; l'esprit d'à-propos; la promptitude à la riposte
  2. de spitsheid (puntig zijn; scherpte; puntigheid; scherpheid)
    la pertinence; la pointe aiguë; le tranchant; la concision; l'esprit d'à-propos; la promptitude à la riposte

Vertaal Matrix voor spitsheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
compréhension scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid begrijpen; begrip; begripsvermogen; benul; besef; bevattingsvermogen; bewustzijn; brein; conceptie; denkbeeld; hersens; idee; intelligentie; inzicht; notie; rede; snappen; vatten; verstand
concision puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid beknoptheid; bondigheid; kernachtigheid; kortheid
esprit d'à-propos puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid adremheid; bijdehandheid; geslepenheid; gevatheid; gewiekstheid; snedigheid
ingéniosité scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid adremheid; bij de pinken zijn; bijdehandheid; brein; brille; denkvermogen; geest; genialiteit; genie; gevatheid; gewiekstheid; goochemheid; hersens; idee; intellect; intelligentie; inventiviteit; inzicht; pienterheid; schranderheid; slimheid; slimmigheid; snedigheid; spitsvondigheid; uitgeslapenheid; vernuft; verstand; vindingrijk vernuft; vindingrijkheid
intelligence scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid adremheid; begripsvermogen; bevattingsvermogen; bijdehandheid; brein; brille; denkvermogen; geest; geestvermogen; geestverschijning; gemoedstoestand; genialiteit; genie; gevatheid; gewiekstheid; goochemheid; hersens; idee; intellect; intelligentie; inzicht; pienterheid; rede; schim; schranderheid; slimheid; slimmigheid; snedigheid; spitsvondigheid; spook; spookverschijning; stemming; uitgeslapenheid; vernuft; verschijning; verstand; verstandelijk vermogen; vindingrijk vernuft; vlugheid
perspicacité scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid adremheid; bijdehandheid; doorzicht; gevatheid; goed werkend oog; intelligentie; inzicht; pienterheid; scherpziendheid; schranderheid; slimheid; snedigheid
pertinence puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid geslepenheid; gewiekstheid; relevantie; toepasbaarheid; toepasselijkheid; treffendheid
pointe aiguë puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid geslepenheid; gewiekstheid
promptitude à la riposte puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid adremheid; bijdehandheid; geslepenheid; gevatheid; gewiekstheid; snedigheid
sagacité scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid adremheid; bij de pinken zijn; bijdehandheid; doortraptheid; gevatheid; gewiekstheid; gladheid; goochemheid; intelligentie; listigheid; pienterheid; schranderheid; slimheid; sluwheid; snedigheid; snoodheid; uitgeslapenheid
tranchant puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid geslepenheid; gewiekstheid; snijvlak
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tranchant adrem; bijdehand; fel; gekarteld; getand; gevat; hanig; messcherp; pinnig; raak; scherp; scherpgerand; snedig; snibbig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp

Verwante woorden van "spitsheid":


spits:

spits [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de spits (centrumspits)
    la cime; le sommet; le point culminant
  2. de spits (spitsuur)
    l'heure de pointe; l'heure d'affluence
  3. de spits (vleugelspeler; rechtsbuiten; buitenspeler; linksbuiten; flankspeler)
    l'ailier; le joueur de flanc; l'ailier droit; l'ailier gauche

spits bijvoeglijk naamwoord

  1. spits (scherp; puntig)
    aigu; en pointe; pointu; acéré; en flèche
  2. spits (spitsvormig; puntig; toegespitst; spitsig)
    pointu; aigu; acéré
    • pointu bijvoeglijk naamwoord
    • aigu bijvoeglijk naamwoord
    • acéré bijvoeglijk naamwoord
  3. spits (kien; slim; pienter; uitgekookt; bijdehand)
    malin; maligne; perspicace; éveillé; vif

Vertaal Matrix voor spits:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ailier buitenspeler; flankspeler; linksbuiten; rechtsbuiten; spits; vleugelspeler buitenspeler; speler buitenshuis
ailier droit buitenspeler; flankspeler; linksbuiten; rechtsbuiten; spits; vleugelspeler
ailier gauche buitenspeler; flankspeler; linksbuiten; rechtsbuiten; spits; vleugelspeler
cime centrumspits; spits bergtop; dakvorst; hoogst bereikbare punt; hoogst haalbare; hoogste punt; kruin; nok; piek; top
heure d'affluence spits; spitsuur hoogste punt; piek; top
heure de pointe spits; spitsuur hoogste punt; piek; piektijd; piekuur; top; topuur
joueur de flanc buitenspeler; flankspeler; linksbuiten; rechtsbuiten; spits; vleugelspeler
malin bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; kei; listigheid; slimme vos; slimmerd; sluwheid; snoodheid
point culminant centrumspits; spits bergtop; climax; culminatie; culminatiepunt; hoogst haalbare; hoogtepunt; keer; keerpunt; piek; top; toppunt; wending; zenit
sommet centrumspits; spits bergspits; bergtop; culminatie; dakvorst; hoekpunt; hoogst bereikbare punt; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; kruin; nok; piek; summum; top; topconferentie; topontmoeting; toppunt; zenit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acéré puntig; scherp; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst messcherp; scherp
aigu puntig; scherp; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst acuut; beklemmend; doordringend; fel; grievend; hanig; hard; heftig; hevig; hoog; indringend; intens; knellend; krenkend; kwetsend; messcherp; nijpend; pinnig; schel; schel klinkend; scherp; scherpklinkend; schril; smartelijk; snerpend; snibbig; vinnig; vlijmend
en flèche puntig; scherp; spits
en pointe puntig; scherp; spits
maligne bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt boosaardig; duivelachtig; duivels; geniaal; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kwaadaardig; vernuftig
malin bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt achterbaks; adrem; arglistig; bedachtzaam; berekenend; bij de pinken; bijdehand; clever; correct; doordacht; doortrapt; duivelachtig; duivels; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; kien; krankzinnig; kwaadaardig; leep; link; listig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; reuze; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spitsvondig; stiekem; te gek; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vernuftig; verstandig; waanzinnig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
perspicace bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt clever; diep; diepzinnig; fel; hanig; kien; pienter; pinnig; scherp; schrander; slim; snibbig; snugger; uitgeslapen; vinnig; vlijmend
pointu puntig; scherp; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst fel; getopt; hanig; hard; hoog; met toppen; pinnig; schel; scherp; schril; snavelvormig; snerpend; snibbig; tuitvormig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp
vif bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt actief; ad rem; adrem; alert; beweeglijk; bezet; bijdehand; bitter; bitter van smaak; blij; blijmoedig; dapper; dartel; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; erg; fel; ferm; flink; flitsend; geagiteerd; gevat; hanig; heftig; hel; hevig; hip; intens; intensief; kittig; krachtig; levendig; levenskrachtig; levenslustig; modieus; moedig; monter; moreel sterk; onbeheerst; ongeblust; onstuimig; opgetogen; opgewekt; oplettend; pinnig; raak; rap; scherp; scherpzinnig; slagvaardig; snedig; snel; snibbig; spitsvondig; tierig; trendy; uitgekiend; uitgeslapen; verhit; verwoed; vinnig; vitaal; vlijmend; vlot; vlug; vrolijk; wakker
éveillé bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; geagiteerd; gevat; goochem; kien; levendig; raak; rap; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snel; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; verhit; vlot; vlug

Verwante woorden van "spits":


Wiktionary: spits

spits
Cross Translation:
FromToVia
spits sommet; apex apex — highest point
spits attaquant de pointe; avant-centre centre forward — most central of the strikers
spits vif; vive nimble — quick-witted and alert
spits cime pinnacle — highest point
spits pic pinnacle — tall, sharp and craggy rock or mountain
spits dent prong — thin, pointed, projecting part
spits heure de pointe rush hour — times of day when traffic jams are commonplace, principally due to commuting
spits flèche spire — tapering architectural structure
spits sommet summit — peak, top of mountain
spits avant; attaquant StürmerSport: ein Offensivspieler, dessen Hauptaufgabe darin besteht, Tore zu schießen.
spits pointu spitz — die Fähigkeit habend, schneiden zu können; scharf