Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. sputteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sputteren (Nederlands) in het Frans

sputteren:

sputteren werkwoord (sputter, sputtert, sputterde, sputterden, gesputterd)

  1. sputteren (tegensputteren; protesteren; tegenpruttelen)
    ronchonner; rouspéter; regimber
    • ronchonner werkwoord (ronchonne, ronchonnes, ronchonnons, ronchonnez, )
    • rouspéter werkwoord (rouspète, rouspètes, rouspétons, rouspétez, )
    • regimber werkwoord

Conjugations for sputteren:

o.t.t.
  1. sputter
  2. sputtert
  3. sputtert
  4. sputteren
  5. sputteren
  6. sputteren
o.v.t.
  1. sputterde
  2. sputterde
  3. sputterde
  4. sputterden
  5. sputterden
  6. sputterden
v.t.t.
  1. heb gesputterd
  2. hebt gesputterd
  3. heeft gesputterd
  4. hebben gesputterd
  5. hebben gesputterd
  6. hebben gesputterd
v.v.t.
  1. had gesputterd
  2. had gesputterd
  3. had gesputterd
  4. hadden gesputterd
  5. hadden gesputterd
  6. hadden gesputterd
o.t.t.t.
  1. zal sputteren
  2. zult sputteren
  3. zal sputteren
  4. zullen sputteren
  5. zullen sputteren
  6. zullen sputteren
o.v.t.t.
  1. zou sputteren
  2. zou sputteren
  3. zou sputteren
  4. zouden sputteren
  5. zouden sputteren
  6. zouden sputteren
en verder
  1. ben gesputterd
  2. bent gesputterd
  3. is gesputterd
  4. zijn gesputterd
  5. zijn gesputterd
  6. zijn gesputterd
diversen
  1. sputter!
  2. sputtert!
  3. gesputterd
  4. sutterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sputteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regimber protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren
ronchonner protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren brommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mompelen; mopperen; morren; over iets mopperen; prevelen; pruttelen
rouspéter protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren brommen; foeteren; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; misnoegen uiten; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; zeuren

Wiktionary: sputteren

sputteren
verb
  1. Faire en respirer un bruit rauque causé par l’embarras des bronches. Il se dit particulièrement des agonisants.