Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sufheid (Nederlands) in het Frans

suf:

suf bijvoeglijk naamwoord

  1. suf (saai; vervelend; eentonig; )
    ennuyeux; monotone; ennuyant; morne; assommant; ennuyeusement; de manière monotone; de manière ennuyeuse
  2. suf (geestdodend; saai; eentonig; stom; afstompend)
    ennuyeux; embêtant; fade; sans esprit; monotone; terne; abrutissant; mortel; insipide
  3. suf (versuft; soezerig; geesteloos; )
    abruti; terne; étourdi; hébété
  4. suf (doezelig; soezerig)
    endormi; hébété; abruti; étourdi; somnolent; à moitié endormi
  5. suf (onverstandig; dom; stom)
    bête; stupide; déraisonnable; sans intelligence; insensé; imprudent
  6. suf (duf)
    hébété; fade

Vertaal Matrix voor suf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abruti domkop; dommerik; domoor; druiloor; flierefluiter; idioot; kalfskop; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; minkukel; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; slampamper; stommeling; stommerd; stommerik; sufferd; sufferdje; sukkel; sul; uilenbal; uilskuiken
bête beest; dier; gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel
mortel individu; mens; persoon; sterveling; wezen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abruti daas; doezelig; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft verdoofd
abrutissant afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf
assommant afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; stomvervelend; zwaar
bête dom; onverstandig; stom; suf achterlijk; argeloos; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; infantiel; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; leeghoofdig; maf; mal; mesjogge; naief; naïef; niet goed snik; onbenullig; onnozel; overdreven kinderachtig; schaapachtig; stupide; typisch; uilachtig; vreemd; zot
de manière ennuyeuse afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend
de manière monotone afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend
déraisonnable dom; onverstandig; stom; suf dwaas; idioot; nutteloos; onbezonnen; onbillijk; ongegrond; onrechtvaardig; onredelijk; onwijs; onzinnig; redeloos; unfair; verstandeloos; zinloos; zonder verstand
embêtant afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf ergerlijk; irritant; vervelend
endormi doezelig; soezerig; suf
ennuyant afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend eentonig; ergerlijk; irritant; monotoon; saai; slaapverwekkend; vervelend
ennuyeusement afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend eentonig; ergerlijk; irritant; langdradig; monotoon; saai; slaapverwekkend; taai; vervelend; zonder afleiding
ennuyeux afgezaagd; afstompend; eentonig; geestdodend; monotoon; saai; slaapverwekkend; stom; suf; vervelend afgezaagd; eentonig; ellendig; ergerlijk; flauw; hinderlijk; irritant; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; melig; monotoon; onaangenaam; rot; saai; saaie; slaapverwekkend; storend; taai; vervelend; zonder afleiding
fade afstompend; duf; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf bleekjes; flauw; laf; muf; oubakken; oud; oudbakken; pips; plat; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; verschaald; wee; ziekelijk; zonder smaak; zonder zout; zouteloos; zoutloos; zwak
hébété daas; doezelig; dof; duf; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft absent; afwezig; gedachteloos; met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
imprudent dom; onverstandig; stom; suf dwaas; halsbrekend; idioot; lichthoofdig; lichtzinnig; onberaden; onbesuisd; onbezonnen; ondoordacht; onnadenkend; overmoedig; roekeloos; vermetel; waaghalzig
insensé dom; onverstandig; stom; suf absurd; belachelijk; bespottelijk; dwaas; idioot; lachwekkend; nutteloos; onbezonnen; onwijs; onzinnig; redeloos; verblind; verdwaasd; verstandeloos; zinloos; zonder verstand
insipide afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf afstotelijk voor zintuigen; bleekjes; flauw; flauwtjes; laf; lelijk; muf; onappetijtelijk; onsmakelijk; oubakken; oud; oudbakken; pips; plat; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; verschaald; walgelijk; wee; ziekelijk; zonder smaak; zonder zout; zoutloos; zwak; zwakjes
monotone afgezaagd; afstompend; eentonig; geestdodend; monotoon; saai; slaapverwekkend; stom; suf; vervelend eentonig; langdradig; monotoon; saai; slaapverwekkend; taai; zonder afleiding
morne afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend akelig; bedrukt; beroerd; doods; droefgeestig; ellendig; gedrukt; grauw; melancholisch; melancholische; mismoedig; misselijk; mistroostig; moedeloos; naar; naargeestig; neerslachtig; onbehaaglijk; ongezellig; onpasselijk; onwel; pessimistisch; somber; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdrietig; verveloos; vreugdeloos; zwaarmoedig
mortel afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf dodelijk; fataal; sterfelijk
sans esprit afstompend; eentonig; geestdodend; saai; stom; suf dood; eenvoudig; geesteloos; gemakkelijk; levenloos; licht; makkelijk; niet bezield; niet moeilijk; onbezield; simpel
sans intelligence dom; onverstandig; stom; suf
somnolent doezelig; soezerig; suf dommelig; dromerig; lodderig; mijmerend; slaapdronken; slaperig; soezend; soezig; suffend; suffig; versuft
stupide dom; onverstandig; stom; suf achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; dwaas; eigenaardig; geesteloos; gek; geschift; gestoord; getikt; hersenloos; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; leeghoofdig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; typisch; verstandeloos; vreemd; zot
terne afstompend; daas; dof; eentonig; geestdodend; geesteloos; mat; saai; soezerig; stom; suf; versuft beslagen; bleek; boosaardig; dof; dood; eenvoudig; flauw; flets; flodderig; futloos; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; lamlendig; levenloos; licht; lusteloos; makkelijk; mat; mistroostig; morsig; niet bezield; niet helder; niet moeilijk; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; overbluft; paf; perplex; ranzig; simpel; slap; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smakeloos; smerig; somber; sprakeloos; stom; stomverbaasd; triest; troosteloos; vaal; verschoten; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; zonder smaak; zwijgend
à moitié endormi doezelig; soezerig; suf soezig
étourdi daas; doezelig; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft bedwelmd; draaierig; duizelig; gedachteloos; lichthoofdig; lichtzinnig; loszinnig; met de mond vol tanden; met open mond; onder invloed; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verdoofd; verstomd; verwonderd

Verwante woorden van "suf":

  • sufheid

Wiktionary: suf


Cross Translation:
FromToVia
suf stupide dämlich — (umgangssprachlich) abwertend: ausgesprochen dumm