Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verzekerd (Nederlands) in het Frans
verzekerd:
Vertaal Matrix voor verzekerd:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
assuré | verzekerd | assertief; beslist; geheid; gewis; heus; ingedekt; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; ongetwijfeld; stoutmoedig; vast en zeker; voorzeker; vrijmoedig; vrijpostig; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zelfbewust; zelfverzekerd; zonder angst |
Verwante woorden van "verzekerd":
Wiktionary: verzekerd
verzekerd
adjective
-
dont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.
- sûr → safe; veilig; zeker; goedaardig; ongevaarlijk; behouden; geborgen; betrouwbaar; vertrouwd; bona fide; gewis; stellig; vast; vaststaand; verzekerd; wis
verzekerd vorm van verzekeren:
-
verzekeren (garanderen; waarborgen; instaan voor; vast beloven)
garantir; assurer; rassurer; certifier; être garant de; se porter garant; ratifier; répondre pour; se porter caution pour-
garantir werkwoord (garantis, garantit, garantissons, garantissez, garantissent, garantissais, garantissait, garantissions, garantissiez, garantissaient, garantîmes, garantîtes, garantirent, garantirai, garantiras, garantira, garantirons, garantirez, garantiront)
-
assurer werkwoord (assure, assures, assurons, assurez, assurent, assurais, assurait, assurions, assuriez, assuraient, assurai, assuras, assura, assurâmes, assurâtes, assurèrent, assurerai, assureras, assurera, assurerons, assurerez, assureront)
-
rassurer werkwoord (rassure, rassures, rassurons, rassurez, rassurent, rassurais, rassurait, rassurions, rassuriez, rassuraient, rassurai, rassuras, rassura, rassurâmes, rassurâtes, rassurèrent, rassurerai, rassureras, rassurera, rassurerons, rassurerez, rassureront)
-
certifier werkwoord (certifie, certifies, certifions, certifiez, certifient, certifiais, certifiait, certifiions, certifiiez, certifiaient, certifiai, certifias, certifia, certifiâmes, certifiâtes, certifièrent, certifierai, certifieras, certifiera, certifierons, certifierez, certifieront)
-
être garant de werkwoord
-
se porter garant werkwoord
-
ratifier werkwoord (ratifie, ratifies, ratifions, ratifiez, ratifient, ratifiais, ratifiait, ratifiions, ratifiiez, ratifiaient, ratifiai, ratifias, ratifia, ratifiâmes, ratifiâtes, ratifièrent, ratifierai, ratifieras, ratifiera, ratifierons, ratifierez, ratifieront)
-
répondre pour werkwoord
-
se porter caution pour werkwoord
-
-
verzekeren (vastmaken; vastleggen; bevestigen; verbinden; vastzetten; vastbinden)
fixer; lier; attacher; mettre; ficeler; mettre à l'attache-
fixer werkwoord (fixe, fixes, fixons, fixez, fixent, fixais, fixait, fixions, fixiez, fixaient, fixai, fixas, fixa, fixâmes, fixâtes, fixèrent, fixerai, fixeras, fixera, fixerons, fixerez, fixeront)
-
lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, lient, liais, liait, liions, liiez, liaient, liai, lias, lia, liâmes, liâtes, lièrent, lierai, lieras, liera, lierons, lierez, lieront)
-
attacher werkwoord (attache, attaches, attachons, attachez, attachent, attachais, attachait, attachions, attachiez, attachaient, attachai, attachas, attacha, attachâmes, attachâtes, attachèrent, attacherai, attacheras, attachera, attacherons, attacherez, attacheront)
-
mettre werkwoord (mets, met, mettons, mettez, mettent, mettais, mettait, mettions, mettiez, mettaient, mis, mit, mîmes, mîtes, mirent, mettrai, mettras, mettra, mettrons, mettrez, mettront)
-
ficeler werkwoord (ficelle, ficelles, ficelons, ficelez, ficellent, ficelais, ficelait, ficelions, ficeliez, ficelaient, ficelai, ficelas, ficela, ficelâmes, ficelâtes, ficelèrent, ficellerai, ficelleras, ficellera, ficellerons, ficellerez, ficelleront)
-
mettre à l'attache werkwoord
-
Conjugations for verzekeren:
o.t.t.
- verzeker
- verzekert
- verzekert
- verzekeren
- verzekeren
- verzekeren
o.v.t.
- verzekerde
- verzekerde
- verzekerde
- verzekerden
- verzekerden
- verzekerden
v.t.t.
- heb verzekerd
- hebt verzekerd
- heeft verzekerd
- hebben verzekerd
- hebben verzekerd
- hebben verzekerd
v.v.t.
- had verzekerd
- had verzekerd
- had verzekerd
- hadden verzekerd
- hadden verzekerd
- hadden verzekerd
o.t.t.t.
- zal verzekeren
- zult verzekeren
- zal verzekeren
- zullen verzekeren
- zullen verzekeren
- zullen verzekeren
o.v.t.t.
- zou verzekeren
- zou verzekeren
- zou verzekeren
- zouden verzekeren
- zouden verzekeren
- zouden verzekeren
diversen
- verzeker!
- verzekert!
- verzekerd
- verzekerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verzekeren:
Synoniemen voor "verzekeren":
Verwante definities voor "verzekeren":
Wiktionary: verzekeren
verzekeren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verzekeren | → assurer | ↔ assure — to give someone confidence in the trustworthiness of something |
• verzekeren | → rassurer | ↔ assure — to reassure |
• verzekeren | → assurer | ↔ ensure — make sure or certain |