Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. voegzaamheid:
  2. voegzaam:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voegzaamheid (Nederlands) in het Frans

voegzaamheid:

voegzaamheid [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. voegzaamheid
    la bienséance

Vertaal Matrix voor voegzaamheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bienséance voegzaamheid betamelijkheid; eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; fatsoensnormen; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bienséance decent; eerbaar; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; welvoeglijk

Verwante woorden van "voegzaamheid":


voegzaamheid vorm van voegzaam:

voegzaam bijvoeglijk naamwoord

  1. voegzaam
    convenable; convenablement

Vertaal Matrix voor voegzaam:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
convenable voegzaam aangenaam; aanzienlijk; aardig; adequaat; attent; behoorlijke; behulpzaam; beschaafd; betamelijk; billijk; decent; deftig; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; elegant; fatsoenlijk; fier; gepast; gepaste; geschikt; geschikte; geëigend; goedaardig; goedhartig; goedschiks; hebbelijk; hulpvaardig; indrukwekkend; juist; keurig; majestueus; manierlijk; naar behoren; netjes; nobel; ordentelijk; parmant; parmantig; passend; passende; plechtig; plechtstatig; plezierig; redelijk; redelijke; schappelijk; sierlijk; statig; tamelijke; tof; trots; voorkomend; vorstelijk; vriendelijk; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk; zachtaardig; zedig
convenablement voegzaam aanzienlijk; betamelijk; billijk; decent; deftig; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; fier; gepast; geschikt; gevoeglijk; geëigend; hebbelijk; indrukwekkend; keurig; majestueus; manierlijk; naar behoren; netjes; nobel; ordentelijk; parmant; parmantig; passend; plechtig; plechtstatig; redelijk; schappelijk; statig; trots; vorstelijk; welgevoeglijk; welvoeglijk; zedig

Verwante woorden van "voegzaam":


Wiktionary: voegzaam

voegzaam
adjective
  1. Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose.