Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor aangetrokken in het Nederlands
aangetrokken:
-
aangetrokken
aangetrokken-
aangetrokken bijvoeglijk naamwoord
-
aantrekken:
-
aantrekken
-
aantrekken
-
aantrekken
-
aantrekken
in dienst nemen; aannemen; aantrekken; inhuren-
in dienst nemen werkwoord (neem in dienst, neemt in dienst, nam in dienst, namen in dienst, in dienst genomen)
-
-
aantrekken
-
aantrekken
– een kledingstuk om je heen doen 1 -
aantrekken
– het naar zich toe halen 1 -
aantrekken
– het strakker doen 1 -
aantrekken
– interessant vinden 1 -
aantrekken
– je er druk over maken 1
Conjugations for aantrekken:
o.t.t.
- trek aan
- trekt aan
- trekt aan
- trekken aan
- trekken aan
- trekken aan
o.v.t.
- trok aan
- trok aan
- trok aan
- trokken aan
- trokken aan
- trokken aan
v.t.t.
- heb aangetrokken
- hebt aangetrokken
- heeft aangetrokken
- hebben aangetrokken
- hebben aangetrokken
- hebben aangetrokken
v.v.t.
- had aangetrokken
- had aangetrokken
- had aangetrokken
- hadden aangetrokken
- hadden aangetrokken
- hadden aangetrokken
o.t.t.t.
- zal aantrekken
- zult aantrekken
- zal aantrekken
- zullen aantrekken
- zullen aantrekken
- zullen aantrekken
o.v.t.t.
- zou aantrekken
- zou aantrekken
- zou aantrekken
- zouden aantrekken
- zouden aantrekken
- zouden aantrekken
diversen
- trek aan!
- trekt aan!
- aangetrokken
- aantrekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aantrekken
-
aantrekken
-
aantrekken