Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor aangrijpen in het Nederlands
aangrijpen:
-
aangrijpen
-
aangrijpen
Conjugations for aangrijpen:
o.t.t.
- grijp aan
- grijpt aan
- grijpt aan
- grijpen aan
- grijpen aan
- grijpen aan
o.v.t.
- greep aan
- greep aan
- greep aan
- grepen aan
- grepen aan
- grepen aan
v.t.t.
- heb aangegrepen
- hebt aangegrepen
- heeft aangegrepen
- hebben aangegrepen
- hebben aangegrepen
- hebben aangegrepen
v.v.t.
- had aangegrepen
- had aangegrepen
- had aangegrepen
- hadden aangegrepen
- hadden aangegrepen
- hadden aangegrepen
o.t.t.t.
- zal aangrijpen
- zult aangrijpen
- zal aangrijpen
- zullen aangrijpen
- zullen aangrijpen
- zullen aangrijpen
o.v.t.t.
- zou aangrijpen
- zou aangrijpen
- zou aangrijpen
- zouden aangrijpen
- zouden aangrijpen
- zouden aangrijpen
diversen
- grijp aan!
- grijpt aan!
- aangegrepen
- aangrijpende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aangrijpen