Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor aanvullen in het Nederlands
aanvullen:
-
aanvullen
Conjugations for aanvullen:
o.t.t.
- vul aan
- vult aan
- vult aan
- vullen aan
- vullen aan
- vullen aan
o.v.t.
- vulde aan
- vulde aan
- vulde aan
- vulden aan
- vulden aan
- vulden aan
v.t.t.
- heb aangevuld
- hebt aangevuld
- heeft aangevuld
- hebben aangevuld
- hebben aangevuld
- hebben aangevuld
v.v.t.
- had aangevuld
- had aangevuld
- had aangevuld
- hadden aangevuld
- hadden aangevuld
- hadden aangevuld
o.t.t.t.
- zal aanvullen
- zult aanvullen
- zal aanvullen
- zullen aanvullen
- zullen aanvullen
- zullen aanvullen
o.v.t.t.
- zou aanvullen
- zou aanvullen
- zou aanvullen
- zouden aanvullen
- zouden aanvullen
- zouden aanvullen
diversen
- vul aan!
- vult aan!
- aangevuld
- aanvullende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze